Hoofdstuk 8 - Lilly's plan [Deel 2]
‘Oké. En denk je dat we hem vaak tegen zullen komen als we zomaar een beetje door de buurt wandelen?’
‘Nee. En daarom gaan wij meedoen aan de oliebollen verkoop actie van mijn turnvereni-ging. Dat moet toch verplicht en nu is het nog handig ook!’
‘Wat wil je daarmee bereiken?’
‘We bellen overal aan om oliebollen te verkopen! Dan zien we wie er woont, en omdat we weten hoe die man eruit ziet, kunnen we hem vinden!’
‘Hm. Maar dan nog; we moeten het hele dorp afzoeken!’
‘Natuurlijk niet. Vanochtend ben ik op het schoolplein geweest-’
‘Alleen? Je ging toch bij Mona spelen?’
‘Niet alleen. Met Mona. Zij woont daar nog dichterbij dan wij. Ik heb haar ook erover verteld, en ik wist wel dat ze wel mee zou willen zoeken omdat ze heel graag boeken leest over mensen die boeven zoeken. Die mensen heten drekdiefs ofzo. Dit is net zoiets.’
‘Detectives. En wat bedoel je met zoeken? Wat dacht je op het schoolplein te vinden?’
‘Sporen! Van de misdaad!’
‘O. Heb je iets?’
‘Ja. En dat is dus waarom we niet het hele dorp moeten afzoeken; ik heb een sleutelhanger gevonden!’
‘Die kan toch van iedereen zijn?’
‘Kan. Maar ik zag iets uit zijn broekzak vallen toen hij schopte.’
‘Sorry, maar dat is wel heel onwaarschijnlijk. Het had net zo goed een gebruikt zakdoekje kunnen zijn en dan is die hanger van iemand anders. Wat heb je trouwens aan een sleutelhanger? Daaraan kun je niet zien van wie hij is.’
‘Het zou wel kunnen dat hij van iemand anders is, maar dat denk ik niet. En de sleutelhanger was zo’n ding waar je je naam, adres en telefoon nummer op zet, zodat mensen dingen terug kunnen brengen als ze kwijt zijn. Het enige wat slecht is is dat alleen een achternaam is ingevuld.’
‘Juist. En daarvoor heeft ze mij gemaild,’zei Birgit,‘Ik moest in het telefoonboek nakijken hoeveel mensen er met die achternaam zijn.’
‘En wat is die naam dan?’
‘Vermolen. Er zijn gelukkig maar acht mensen met Vermolen als achternaam in dit dorp. Dat is best weinig, als je bedenkt hoe groot het dorp is en dat die naam behoorlijk vaak voorkomt.’
‘Maar dat had je toch ook per e-mail kunnen vertellen?’
‘Ja, maar ik moet zo toch op jullie passen. Jullie ouders gaan eerst naar een voorstelling en dan uit, dat weet je toch?’
‘O ja.’
‘Bovendien zit ik ook bij de turnvereniging, dus kon ik ervoor zorgen dat jullie, want ik heb jou ook ingeschreven,’zei ze terwijl ze naar Evelien wees,‘die straten kregen. Anders waren er twee keer mensen om oliebollen te verkopen langs gekomen. Ik heb gezegd dat er bekenden van jullie woonden en dat we daarom heel graag die straten wouden.’
‘Oké. En waarom zou ik mee willen doen? Het is een behoorlijk goed plan, ik bedoel goed bedacht en zo, maar stel dat het toch niet zijn sleutelhanger was? Of dat het de sleutel van iemand anders was, die hij bij zich had? Of, wat ook nog kan, is dat-’
‘Nee!’schreeuwde Lilly. ‘Nee, nee, nee! Zelfs als je het niet leuk vind moet je wel meedoen! Al is het alleen maar voor mij! Doe nou één keertje iets wat misschien niet mag van mama en papa! Jij bent altijd zo… zo… kinderachtig!’
Ze had haar antwoord al klaar liggen; ik ben niet kinderachtig, ik ben gewoon een wat kleinere volwassene! Maar dat was wel heel flauw en ze kwam er toch niet onderuit. ‘Goed dan,’zei Evelien met een zucht. ‘Maar alleen omdat jij het bent.’
Er zijn nog geen reacties.