Opdracht 1: vraatzucht
^een korte beschrijving van vraatzucht.
Ik kijk naar het gereedschap dat naast me ligt. Het is lang geleden sinds ik dit allemaal gezien heb. Ik heb teveel tijd doorgebracht in een maatpak, met een koffer in mijn hand. Zittend in de auto, onderweg naar een vergadering. Pratend, konkelend. Soms ruziënd. Altijd uit op meer geld, meer macht. Ergens onderweg ben ik gestopt hiermee. De basis van mijn bedrijf, daar waar het begin lag.
Noem me vreemd, maar ik heb altijd van het slagerswerk gehouden. Mijn vader zette me voor het eerst aan het werk in zijn bedrijf op mijn twaalfde. Ik heb dit werk gedaan tot mijn 22e, toen moest ik het opgeven. Ik had te weinig tijd hiervoor.
Het is ergens best wel ironisch. Mijn bedrijf is groot geworden omdat we slachten voor biologische boerderijen. Op humane wijze, met sussende woorden en verdoving. Met de hand, en geen enge machines die de dieren bang maken en het vlees bederven. We zijn een rare spin-off van de hele boom van alles wat biologisch is. Zoals biologische spijkerbroeken. Een biologische slachterij. Het feit dat ook ik gewoon meehielp en met de hand slachtte was altijd goed voor de reclame en hielp de groei van het bedrijf.
Ik kijk naar mijn stukje vlees dat onrustig beweegt in haar kooi. Het voelt dat er iets vreemds aan de hand is, maar verdoofd als het is merk het haar isolatie van de groep niet op. Ik moet niet lang meer wachten. Straks werkt de verdoving uit. En als zij geluid gaat maken... Nou, laat het voldoende zijn om te zeggen dat dat voor grote problemen zou zorgen.
Misschien is het raar. Iemand die van het slachten houdt, daar moet toch iets mis mee zijn? Die vraag heb ik zo vaak gehoord. Maar waarom is het raar? Iedereen houdt van zijn werk. Als een soldaat zegt dat hij houdt van zijn werk kijkt niemand hem raar aan. Maar ja, terroristen met tulbanden zijn wat minder aaibaar. Het is hypocriet om slachten verkeerd te vinden. Iedereen vindt slachten wreed, maar wie geeft er zijn biefstukje voor op? Weinigen. Ik moet zeggen dat ik diegenen die dat doen wel bewonder, eerlijk waar.
Ikzelf hou van vlees. Het is niet het enige wat ik eet, zeker niet. Maar ik vind het een belangrijk deel van de maaltijd, als groente of aardappels of rijst. Zonder vlees vind ik de maaltijd altijd zo kaal lijken. Vlees is het haar van de maaltijd. En tofu is een armzalige pruik.
Het is dan ook een kleine obsessie van mij om alle soorten vlees te eten. Varken en koe, maar ook zeldzamere soorten vlees zoals kalkoen of zwaan. En de echte exotische soorten, zoals leeuwen of wolfsvlees. Ik hou vooral van het vlees van roofdieren. Het klinkt misschien raar, maar door ze te eten voelt het alsof ik vaststel dat ik een treetje hoger sta op de voedselketen. En deze hier, in de kooi voor mij, gaat het laatste treetje zijn wat ik zal nemen.
Vraatzucht is slecht, zo zei de pastoor vroeger altijd. Ik geef hem gelijk, als ik zie waar ik nu sta. Ik sta op het punt de wet gigantisch te overtreden. Volgens de logica van zij die mijn liefde voor het slachten bekritiseren is dit het ergste wat ik kan doen. De grootste overtreding, om zijn vlees te eten. Het voelt ook niet goed. Maar ik vind dat ik het moet doen. Het laatste treetje. Er staat altijd iemand bovenaan de voedselketen. Bij de slagersbedrijven was mijn bedrijf dat. Wie wil nou een taai stuk vlees, verstijfd van de angst en stresshormonen? Wie wil dat nou, als ons vlees veel beter is? En waarom zou ik genoegen nemen met het op een na hoogste treetje op de voedselketen, als ik nog eentje hoger kan? Als dat laatste treetje verdwaasd voor me staat?
Het heeft me zo gigantisch veel moeite gekost. Zoveel geld. Zoveel tijd. Mijn eigen kleine persoonlijke obsessie. Maar heeft niet iedereen met macht zijn duistere geheimen? Dit is verdomme mijn enige! En hij zal niet lijden. Het mag lang geleden zijn, maar ik versta mijn vak. En slachten is als fietsen: je verleert het niet. En al is dit wezen volkomen anders dan ieder ander wezen dat ik ooit geslacht heb, ik weet dat ik het kan.
Ik loop wat dichter naar de kooi, het scherpe mes in mijn hand. Op dat moment opent zij en kijkt me aan. De prachtige, grote bruine ogen benemen mij de adem. Ze is zo mooi. Het is zonde om haar aan de wereld te ontrukken. Ik sta daar, minutenlang, terwijl ik in die ogen staar. Ze beweegt langzaam, schokkerig. Maakt zachte, kreunende geluidjes. Ze zal binnenkort bijkomen. Ik moet snel beslissen. Waarom hebben ze haar niet beter verdoofd, of vastgebonden?
Mijn toekomst staat op het spel. Als ze bijkomt en een keel opzet... Verdomme, ze is beeldschoon. Waarom moest ze zo mooi zijn? Met dat prachtige rode haren met zwarte strepen, de sterke spieren die je afgetekend kunt zien op haar onbedekte huid als ze beweegt. En die adembenemend mooie ogen... Waarom uitgerekend deze, en niet een oude? Waarom moest zij het zijn?
Ik heb geen keus. Ik ben zo ver gekomen inmiddels, en als ze wakker word kan ik het allemaal verliezen. Ik had deze kelder geluiddicht moeten laten maken. Een nieuwe kelder, speciaal voor dit doel gemaakt. En dan vergeet ik verdomme gewoon hem geluiddicht te maken. En ik mag dan wel in een flinke villa zitten met een grote oprit, maar niet al mijn bewakers zijn op de hoogte van wat ik nu doe. Een paar zullen het horen als zij een keel opzet, en op onderzoek uitgaan. Misschien horen ze het zelfs verderop in het dorp, het is zo stil hier... er kan zoveel misgaan. Ik heb geen keus.
Ik open de deur van de kooi en loop naar haar toe. Mijn ogen zijn vastgekluisterd aan de hare. Ze kijkt terug, onbevreesd. Misschien heeft ze niet door wat er gaat gebeuren. Maar ze is ook een ware koningin, arrogant en onbevreesd. Ze zou me nooit vrezen, al was ze helder en al had ik een geweer. Ik wend mijn ogen af en sluit ze. Terwijl ik bij haar in de kooi sta en de deur open is. Heel dom, ik weet het. Ik open ze weer, mijn gezicht naar het plafond. In mijn oren weerklinken de donderpreken van de pastoor, die tekeergaat over hoe zondig onze generatie is, met de goedkope alcohol en condooms, met het snelle geld en de fastfood..
“Ik heb nooit om geld of vrouwen gegeven. Ik was altijd onvatbaar voor de zonden van mensen. Maar vlees, waar ik mijn rijkdom aan te danken heb, dat is mijn zwakte.”
Ik kijk omlaag, naar haar. Een laag geluid klinkt uit haar keel, als een vreemd instrument. En haar prachtige bruine ogen kijken naar mij. Ze probeert te bewegen, al haar ledematen stuiptrekken, maar ze heeft de kracht niet. Nog niet. Maar de verdoving zal niet veel langer werken.
“Vergeef me.”
Ik haal het mes over haar keel. Met één ferme haal snijd ik haar beide slagaders en luchtpijp door. Ik kijk toe, mijn ogen wederom vastgekluisterd aan de hare. Langzaam zie ik het licht uit haar ogen verdwijnen.
Ik sluit mijn ogen en strompel achteruit, waar ik met mijn handen voor mijn ogen ga zitten. Ik ben al mijn hele leven slachter geweest, ook nu wanneer ik hele dagen rond ren in een maatpak. Maar nog nooit heb ik iets zoals haar geslacht. Haar ogen waren anders. Majestueus. Zonder angst. Ogen die een koe nooit zou kunnen hebben. Ergens voel ik me vies en bezoedeld. Ik hoop dat dit mijn kleine obsessie kan stoppen.
Ze lijkt me beschuldigend aan te kijken met haar lege ogen terwijl ik de kooi uitloop en mijn gereedschap pak. Het is tijd om dit karwei af te maken. Ik loop terug de kooi in, en loop naar haar toe. Ze ligt in een plas bloed. Ik negeer het bloed. Bloed maakt me niet bang. Ik reik naar het kleinste mes dat ik heb, en snijd met behulp van de mes een van haar grote hoektanden uit haar gebit. Deze zal ik bij me dragen, als symbool van mijn overwinning. En wie zal het verhaal achter deze tand weten? Zelfs de grootste expert op het gebied van tijgers zal niet meer weten dan dat het de hoektand is van een Sumatraanse tijger. Ze zullen nooit aan die tand kunnen zien dat het een van de hoektanden is van Chrissie, de laatste van de loslopende Sumatraanse tijgers.
Het vangen van Chrissie was een gigantisch karwei. De enige reden dat het mijn mensen uiteindelijk lukte is doordat ze een of andere boer opat. Hierdoor begon de jacht op haar, Mijn mensen vonden haar eerst, en namen haar mee. Onder de radar, natuurlijk. Voor mijn eigen illegale dierentuin, zullen ze wel hebben gedacht. Ach, ergens is het wel grappig. Deze tijgerin heeft een mens gegeten, en uiteindelijk eet een mens de tijger. Hoewel ze wel een prachtbeest is. Misschien moet ik proberen de huid een beetje heel te laten en een tapijt van haar maken.
Ik pak een ander mes en begin de tijger te villen. Het enige vlees wat ik nog niet heb gegeten. En mens natuurlijk. Maar dat zou ik nooit eten. Maar goed, vanavond is er een feestmaal!
Er zijn nog geen reacties.