019 Stan
Mijn stem is schor van al het roepen maar we hebben Smurf niet kunnen vinden. Rowy zakt in elkaar en haar schouders beginnen te schokken. ‘Hij i-his gewhoo-hoon weg!’ Snikt ze. Ik kan het niet aan zien en kom naast haar zitten en sla mijn armen om haar heen. ‘Hij komt wel weer terug.’ Zeg ik in een poging haar te troosten. Ze laat haar hoofd op mijn borst zakken en ik begin haar haar te strelen. Blijkbaar werkt het rustgeven want ze valt al vrij snel in slaap. ‘Slaap zacht Rowy, het is ook zo’n drukke dag geweest, Smurf komt wel weer terug.’ Fluister ik en ik geef haar een kus op haar voorhoofd. ‘Slaap, zacht.’
Ik schrik van gehuil in de verte, blijkbaar ben ik zelf ook in slaap gevallen. Ik sta op en leg Rowy voorzichtig neer op een hoopje mos. Ik loop een paar meter en kijk om me heen, ik zie niks en klim in een boom om verder te kunnen kijken. In de verte zie ik iets bewegen en later zie ik ook fakkels en zaklampen. Dat kan smurf nooit zijn, nu hoor ik ook stemmen, ze zijn niet duidelijk maar ik herken ze wel want ik heb ze eerder gehoord.
Een paar weken terug.
‘Stan ik heb honger.’ Zucht Rowy. Het is waar, we hebben al dagen niet gegeten, het eten dat we hadden is al lang op en het geld ook. Als ik naar Rowy kijk krijg ik een treurig gevoel, haar wangen zijn ingevallen, ze kijkt dof uit haar ogen en ze loopt al dagen rond met honger. Misschien hadden we niet weg moeten gaan, dan had ze nu niet zo’n last gehad. Nee wat zeg ik nou? We moesten wel, anders had ik Rowy niet meer kunnen zien en had ook Smurf weg gemoeten, dan had ze zich al helemaal ellendig gevoeld en… nee we hebben er goed aan gedaan. Ik hoor Rowys maag weer en weet dat ik mezelf voor de gek houd. Als ze nu niet snel iets eet gaat ze er aan. Mijn eigen kleren komen ook steeds losser rond mijn lichaam te hangen maar ik heb er minder last van dan Rowy. Smurf red zich wel, die rent blij door het bos en vangt konijnen en vogels, hij is een keer terug gekomen met een zwijn. Volgens mij was dat zwijn het laatste dat Rowy en ik hebben gegeten.
Rowy zakt neer op de grond. ‘Ik kan niet meer Stan.’ Fluistert ze uitgeput. ‘Ik kan echt niet meer.’ ‘Blijf hier maar zitten, ik loop nog even door, ik kom zo terug.’ Zeg ik. ‘Ga alsjeblieft niet weg.’ Smeekt ze en mijn hart breekt. ‘Smurf blijft bij je.’ Weet ik uiteindelijk met moeite uit te brengen. Ze knikt en [url=file:///C:/Users/iris%20laptop/Pictures/Quizlet%20verhaal%20rowy/55519-bigthumbnail.jpg]Smurf komt naast haar liggen.[/url]
Heden.
Het deed me zo veel pijn om haar achter te laten en nu doe ik weer precies hetzelfde. Ik kijk achterom en zie dat Rowy gelukkig nog steeds slaapt. De mannen komen steeds dichterbij, vreemd ze zijn met minder.
Een paar dagen terug.
In de verte zie ik een huisje, zelfs hutje is een nog te mooi woord, het is meer een bouwval. Ik ga naar binnen en zie daar tot mijn verbazing allemaal rugzakken staan. Ik maak er één open en zie er allemaal briefgeld in zitten. Ik zak van verbazing neer op de grond. Eindelijk dringt het tot me door, we zijn gered! Ik pak een lege rugtas en begin er wat geld in te stoppen, genoeg om het komende jaar door te komen en misschien nog wel langer! De tas is halfvol als ik achter me de deur open hoor gaan. In de deuropening staat een jongen, ongeveer van mijn leeftijd, hij staat me maar aan te staren wat behoorlijk griezelig wordt. De jongen lijkt ergens van te schrikken en sist tegen mij ‘Maak dat je weg komt.’ ‘ Arthur!’ Roept een zware stem. ‘Ga dan!’ Sist Arthur weer. Ik hang de tas om een schouder een spring door het raam, ik zie nog net hoe Arthur een klap tegen zijn slaap krijgt en op de grond valt, er komt bloed uit zijn mond.
Heden.
Ze missen de blonde jongen merk ik nu. Wat zou er met hem gebeurd zijn? Ik weet het niet, maar dit weet ik wel de man die voorop loopt is gevaarlijk. Ik klim uit de boom en ren terug naar Rowy. ‘Rowy wakker worden!’ ‘Wat is er?’ Vraagt ze slaperig. ‘We moeten weg, nu!’ ‘Wat? Waarom?’ Vraagt ze opeens klaar wakker.’ ‘Omdat ik het zeg, ik leg het later wel uit maar we moeten nu echt gaan.’ Ik trek haar overeind en we rennen weg. Dan bedenk ik me opeens dat het misschien verstandiger is om in een boom te klimmen. ‘Rowy klim in die boom.’ Ik wijs naar een dennenboom met makkelijke takken om in te klimmen. Rowy klimt omhoog en als ze hoog in de boom zit breek ik de onderste takken, zo ver als ik bij kan, af. ‘Waarom doe je dat?’ Roept Rowy. ‘STTT, zo kunnen ze ons niet volgen.’ Fluister ik terug. ‘Maar nu kan jij ook niet de boom in.’ Fluistert Rowy in paniek. ‘Wacht maar af.’ Zeg ik met een grijns. Ik neem een aanloop en spring naar een tak die twee meter boven de grond hangt en trek me daar aan omhoog, binnen een paar tellen ben ik boven. ‘Oke dat was geweldig, hoe kom jij zo sterk?’ ‘Geen idee.’ Zeg ik, blij dat ze nu boven is. We hadden niet langer moeten wachten want onder ons lopen de mannen, ik kan ze nu goed bekijken. ‘Verdomme!’ Roept een man me een zwart baardje. ‘We zijn ze alweer kwijt!’ ‘Misschien hadden we Arthur toch moeten houden.’ Zegt een man met lang haar aarzelend. ‘Twijfel jij aan mij?’ ‘Nee maar…’ ‘Mooi zo.’ Boos slaat de man met het baardje tegen de boom waarin Rowy en ik zitten waardoor Rowy er bijna uit valt. ‘Hoorden jullie dat ook?’
Reageer (1)
Spannend!! Heel snel verder!
1 decennium geleden