Dus.
Beiden ademden niet meer. Ik dacht dat dit het einde van de wereld was.
Ik weet niet zoveel meer van wat er direct daarna gebeurd is. De politie en ambulance. De ambulance van binnen.
Het ziekenhuis, en daarna het politiebureau. De wachtruimte waar ik opgekruld op een harde plastic stoel een dutje deed.
De aardige agente die me vertelde dat ik geen aangewezen peetouders had, en dat ik te jong was om in ons huis te blijven wonen. Dus dat ik dan maar naar mijn oom en tante moest gaan totdat ze een oplossing gevonden hadden.
Ik ging, achterin de politiewagen. Ze dropten me voor de deur, en ik belde aan. Mijn tante deed open, zei niets maar drukte alleen mijn gezicht in haar volle boezem. Ik had geen tranen meer over.
Ik glipte vaak het huis uit, om bij mijn vrienden te zijn. Zij begrepen me beter dan mijn tante en oom, die me alleen maar meelijdend aan konden staren. Mijn vrienden probeerden er nog voor te zorgen dat ik plezier had, dat ik het even vergat. Ze namen me mee naar kroegen, trapten lol in verlaten speeltuintjes, en namen af en toe een pilletje om de ergste ellende even opzij te schuiven. Ik hield steeds meer van die pilletjes, dan zag ik beelden van mijn ouders. Mijn ouders die mij als baby hoog opgooiden en weer vingen, de eerste keer dierentuin, de eerste keer dat ik voorin de auto mocht zitten maar nog niet eens normaal over het dashboard heen kon kijken...
Ik werd mager en zorgde niet meer goed voor mezelf. Mijn tante en oom maakten zich zorgen om me, en bleven maar vragen stellen. Waar ga je naartoe? Wat doe je dan? Ik ergerde me dood. Ze bleven maar zeuren, en uiteindelijk had ik er genoeg van.
'Breng ze dan terug!' schreeuwde ik, terwijl de tranen over mijn wangen liepen. 'Ik wil gewoon mijn ouders terug! Hou op met zeuren, jullie weten niet hoe ik me voel. Laat me lekker mijn gang gaan, JA!' Huilend rende ik de deur uit, van plan om niet meer terug te gaan.
Ik pushte mijn vriendengroep om een plek te vinden waar we niet gestoord zouden worden, en een jongen had wel wat kennissen. Ik kwam te wonen in een kraakpand, met een zooitje hippies en een paar verslaafden. Het was best gezellig, als ik tenminste mijn pilletje gehad had.
Ik zwierf vaak over straat. Een van de hippies had me mooie paarse plukken in mijn krullen gegeven, de donkere kringen onder mijn ogen leken wel getattoeëerd en ik was heel mager. Niet meer herkenbaar, niet voor mijn familie en ook niet door de politie, die me ongetwijfeld zocht. Ik zocht meestal geld, klusjes, om aan mijn pilletjes te kunnen komen. Zo kwam ik ook deze man tegen. Hij had casual kleding aan, een verbleekte spijkerbroek, een oud T-shirt wat een beetje gerafeld was, en afgetrapte gympies. Zijn haar was kort, milimeters, waardoor hij een dun, pluizig laagje over zijn schedel had. Hij droeg een goedkope zonnebril en sprak me aan terwijl ik langs hem heen sjokte, op weg naar het volgende steegje.
'Hè, meisje.' Ik reageerde niet. Hoorde hem niet, helemaal gefocussed op mijn doel; geld of pillen.
Hij greep mijn arm. Ik draaide me langzaam om. 'Hè. gaat het met je?' vroeg hij. Ik knikte sloom. Wat moest 'ie van me?
'Als je spul nodig hebt.. Ik weet wel een adresje?' Zijn ogen glommen.
Spul? Plotseling was dat het enige waar ik nog aan kon denken. Spul! Mijn ouders zien! Ik knikte gretig, en voelde weer nieuwe energie mijn lijf in stromen. de man wenkte me, en ik volgde hem. Het was een stukje lopen, en hij greep mijn arm weer. Een paar hoeken om, en toen trok hij ineens heel hard aan mijn arm, waardoor ik voor hem de hoek om schoot.
Ik wilde gillen, maar voordat dat kon, sloeg een andere man zijn hand voor mijn mond, verving die snel voor een schone zakdoek en gooide me achterin het klaarstaande busje.
Toen reden we weg.
Waarom heb ik altijd dit soort dingen?
Reageer (1)
Prachtig geschreven
1 decennium geledenga je nog verder schrijven aan deze story?