Foto bij 10

Als ik voor mijn gevoel best wel diep in het bos ben zet ik mijn tas op de grond en ga tegen een boom aan zitten. Ik luister goed en hoor vogels tjilpen, maar verder eigenlijk niks. Ik zucht. Ik hou van het bos, maar ik haat de stiltes.
Dus ik pak mijn ipod en doe die aan. Dan pak ik mijn huiswerk en begin.
Als ik klaar ben met mijn huiswerk zie ik dat het al een beetje schemerig begint te worden. Eigenlijk moet ik weg, denk ik. Maar ik blijf nog even zitten. Ik geniet van de buitenlucht en van de muziek.
Ik denk aan vroeger, aan toen mijn moeder nog leefde. Aan toen alles nog fijn was en ik zonder nadenken iedereen vertrouwde. Dat is nu wel anders. Ik wil er niet aan denken, maar toch denk ik aan de dag dat mijn moeder overleed. Zonder dat ik het wil begin ik te huilen. Ik laat het maar gebeuren, er is hier toch niemand.
Ik doe mijn ogen dicht en denk aan vroeger, aan toen alles nog fijn was.
Ik schrik op als ik iets langs mijn arm voel bewegen. Ik kijk op zij en schrik nog een keer als ik zie dat Jacob naast me zit en me bezorgd aan kijkt.
Ik veeg snel met mijn hand mijn tranen weg en pak mijn spullen in, zonder dat ik het wil zijn de vlinders er weer. Ik wil ze niet, maar toch zijn ze er.
“Wat is er?” vraagt hij, ik zeg:” Niks.” Ik wil opstaan, maar hij pakt mijn hand. Mijn hand word helemaal warm, ik voel dat ik bloos, ik snap er niks van. Dit gebeurd me anders nooit. Hoe kan het nou dat ik verliefd word op een jongen terwijl ik dat niet eens wil? Denk ik.
Hij zegt:” Waarom vertel je me niet wat er is? Ik heb je al eerder gezegd dat je mij kan vertrouwen.” “Ja, dat heb je al eerder gezegd,” zeg ik, “maar hoe weet ik nou of ik dat wel kan. Wie zegt mij behalve jijzelf dat je te vertrouwen bent?” Ik trek mijn hand los en sta op. Hij kijkt me gekwetst aan en zegt:” Jij voelt het toch ook? Dat je of je het nou wil of niet bij mij wil zijn, dat het lijkt alsof je lichaam en je hoofd even niet samenwerken?” Ik kijk hem verbluft aan en
zeg:” Waar slaat dat op?” Maar ik denk: Shit, hoe weet hij dat nou weer, alles wat hij net zei klopt. Ik snap er echt helemaal niks meer van. Zou hij dan hetzelfde voelen, hoe kan dat?
Hij kijkt me nog steeds gekwetst aan en zegt:” Dat slaat op wat je voelt, wat ik voel. Wij zijn voor elkaar bestemt.” Ik kijk hem nog steeds aan zonder in zijn ogen te kijken en zeg:” Waar slaat dit op? Heb je dit in een boekje gelezen ofzo? Hoe versier je een meisje? Nou ik kan je vertellen, het werkt niet!” Ik wil weglopen maar hij houd me tegen en zegt:” Je kan je tegen die gevoelens verzetten, maar ze blijven er toch. Wat je ook doet, ze blijven er.” “Waarom doe je dit?” vraag ik gekwetst.
Het zit me nog steeds niet lekker wat hij in de gymzaal zei over mijn moeder, alsof hij het wist. Terwijl hij het helemaal niet kan weten. En nu me vertellen wat ik voel, terwijl ik het helemaal niet wil voelen. Ik voel dat ik op het punt sta om in huilen uit te barsten. Dat gebeurd me niet vaak dat iemand mij zo kan kwetsen dat ik bijna moet huilen, maar hij heeft dan ook wel heel veel in een dag gezegd wat mij raakt en heel dicht bij komt.
Hij kijkt me nu bezorgd aan, alsof hij ziet dat ik bijna breek en zegt
dan:” Waarom ik dit doe? Alsof ik het leuk vind om de hele tijd dingen te zeggen die je blijkbaar kwetsen. Ik doe dit niet omdat ik het leuk vind, maar omdat ik om je geef.” Ik kijk hem nog steeds aan zonder in zijn ogen te kijken en zeg verbaasd:” Omdat je om me geeft? Je kent me net een dag en je zegt dat je om me geeft? Ben je wel helemaal lekker? Mijn vader kent mij al me hele leven en die geeft niet eens om me.”
Ik schrik van mezelf, ik heb zo juist iets verteld wat hem helemaal niks aan gaat. Wat niemand iets aan gaat. Ik moet nu echt bijna huilen, hoe kan ik nou zo dom zijn om dat te zeggen.
Hij kijkt me geschrokken en tegelijkertijd bezorgd aan en zegt:” Natuurlijk geeft je vader wel om je en dat ik zeg dat ik om je geef komt niet omdat ik je wil pesten of zo, maar omdat ik dat echt doe. Sinds het moment dat je me recht in mijn ogen keek wist ik het, jij bent het voor mij.” Ik kijk hem nu recht in zijn ogen aan, in zijn mooie bruine ogen, en zeg:”Als ik niet zo dom was om je recht in je ogen aan te kijken was dit dus nooit gebeurd?” Hij kijkt mij ook recht in mijn ogen aan en zegt:” Natuurlijk wel, maar niet vandaag, maar een andere keer.” Ik kijk hem aan alsof hij niet heeft gezegd dat hij een wolf is en zeg:” Je snapt het niet hè? Ik kijk niemand meer recht in de ogen aan, of tenminste dat deed ik niet. Maar ik ben zo dom om het toch te doen en kijk wat er van komt.” “Waarom zou je niemand meer recht in de ogen aan kijken?” zegt hij.
Ik kijk hem aan en zeg:” Omdat je toch niemand kan vertrouwen.” Ik draai me om en ren weg. Ik hoor dat hij me achterna komt maar ik ren toch door, naar huis.

Reageer (1)

  • fruityelixer

    geweldig! snel verder je verhaal is zo goed! (H)(K)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen