*5
Het zand knerpt onder mijn voeten.
'Wat doe ik hier ook?' zeg ik tegen mezelf. Vanessa wordt bang in mijn hoofd, al heeft ze daar geen reden toe. Het uren lopen in de woestijn heeft me uitgeput. Het was dom om toe te geven aan haar grillen. Mijn grillen. ze zet het beeld van Brandon op mijn netvlies. Ze juicht tussen haar angsten door.
'ik win, domme parasiet.' Ik knarst mijn tanden van ergernis als de schemering valt. Wat moet ik nu doen? Teruggaan naar de auto? Ik ben te ver weg om hem te zien. Haal ik het wel tot aan de auto. Ik draai me om en wandel terug.
'niks van.' Grom ik terug. 'Niemand wint hier iets. Ik ga gewoon terug en haal je eruit.' Het is te stil om hardop te praten, en zelf mijn fluistering lijkt alsof ik schreeuw door de warme avond. Ze kruipt weg in mijn hoofd, zoals het hoort.
'Goed, blijf daar maar. Misschien mag je dan wel blijven.' beantwoord ik haar stille reactie. Ik loop verder, rustig. Er is nergens haast bij nu de woestijn afkoelt en het dus ook minder zwaar wordt om rechtop te blijven wandelen. Vanessa zwijgt de hele tijd, tot ik in de verte lichten van de autostrade zie. De verkeerde kant. Het licht komt van over een heuveltop die ik helemaal niet voorbij was gegaan.
'Je bent verdwaald. uch, jullie zielen zijn ook helemaal niets gewend.' Zuchtend begin ik aan de klim, die uren lijkt te gaan duren. Alsof de hele wandeling nog niet zwaar genoeg was, ook zonder Vanessa in mijn hoofd.
Een zacht geruis achter me maakt me weer alert voor de omgeving. Kleine steentjes vallen naar beneden, de heuvel af. Ik verroer me niet.
'Wie is daar?' Mijn gepiep is alweer een schreeuw door de nacht. Ik hoor niets.
'Waar ben je bang voor? Jullie hebben de wereld overgenomen. Het enige dat hier is zijn zand en coyotes.' Ik pik een beeld op van Vanessa. Een hondachtig dier me belachelijk lange oren en een grijns die zijn tanden laat zien. Scherp en puntig.
'Wat doe ik als ik die tegenkom dan?' Vanessa laat me een beeld zien van mij die de coyote van zich af gooit.
'Maar dan doe ik dat beestje pijn!'
'Wil je dat het jouw pijn doet?' Ik zwijg en probeer te voorkomen dat zij dat negeert. In mijn hoofd trek ik een scherm op, iets dat haar kan weerhouden tegen mij te praten. Ook al is het denkbeeldig, het lijkt te werken. Is zij misschien ook gewoon een gedachte? Ik wordt opgeschrikt door alweer vallende steentjes. Dit keer wordt het gevolgd door iets anders.
'Shit.' Ik schrik op. Voor zover ik weet kunnen honden niet praten. Vliegensvlug draai ik me om, en staar recht in twee paar ogen.
Beide ogen zijn helderblauw, alleen blauw. Ze worden verlicht door de zaklamp die ze op mijn gezicht houden. Ik deins achteruit en gil. Mensen. Er zijn mensen hier. Mijn gillen wordt bruut gesmoord door de eerste man die zijn hand op mijn mond drukt. Ik worstel, probeer onder zijn armen uit te komen en weg te rennen. Alles is voor niets, ik krijg niet eens beweging in zijn vingers. Hard knijpt hij op mijn kaak, de tweede man knipt het licht uit en springt bovenop me. Met een harde plof kom ik op het zand terecht, dat hoog opstuift. Vanessa zwijgt even, spreekt me dan toe met zogezegd wijze raad:
'Vecht terug. Je knie in zijn kruis en dan ombuigen naar boven. Alsof je tuimelt.'
'vergeet het. Zielen vechten niet.' Ik haal diep adem voor de man zijn hand tot over mijn neus weet te leggen. De andere rolt even van me af, herneemt zijn evenwicht en rolt weer bovenop me. Ik probeer me eronderuit te worstelen. met kronkelen weet ik mijn voet vrij te krijgen en beweeg hem verder weg. Ik zet mijn voet op een vrije ruimte en hijs me zoveel mogelijk omhoog. ze vallen allebei van me af, hijgend kom ik recht en zet een paar passen de heuvel af voor ik weer het dubbele gewicht voel. dit keer op mijn rug. Ik verlies mijn evenwicht, sla mijn voet om met een dof knappend geluid en val voorover. Het gewicht van ons alle drie is niet in balans. Op mijn buik schuif ik van de heuvel af, de twee mannen nog steeds op mijn rug. Pas onderaan komen we tot stilstand. Mijn vijanden handelen snel, trekken me omhoog. Ik werk zoveel mogelijk tegen, al weet ik dat mijn schrijnende voet me zal beletten weg te kunnen vluchten. Niemand spreekt, behalve Vanessa in mijn hoofd die raad geeft om me ondanks mijn goede aard te verdedigen. Ik leg haar het zwijgen op, al maakt het voor mij niet veel meer uit nu.
Er zijn nog geen reacties.