*4
De grond is hard en zanderig. Ik herken de plaats. De woestijn. Onder in de hoge berg is een zwart gat, mijn lichaam wordt opgewonden en het hart begint sneller te kloppen. Ik begin naar het gat te verlangen. Langzaam laat ik mijn lichaam, met mijn voeten eerst, door het gat glijden. Het gevoel van thuiskomen overvalt me. Genietend snuif ik de geur op van de grot waar ik in sta. Het is donker, maar ik ken de weg.
Dan val ik opeens in een zwart gat.
De schreeuw van Vanessa is harder dan ze ooit schreeuwde. 'Brandon..'. Ik houd mijn handen over mijn oren, niet dat het veel helpt. Mijn tranen om de verloren herinnering druppelen spijtig op het zachte tapijt. Vanessa gooit me er nog eentje toe.
'Ik hou van je.' Zijn ogen glijden over mijn lichaam. De trui hangt open en bezorgt me kippenvel. 'Je hebt koud.' zegt hij met zijn zware maar zachte stem. Zijn armen omhelzen me. Euforie glinstert in zijn ogen. Ja, bij hem kan ik veilig zijn.
'Niet jouw! Mij!' Ik huil verder om de liefde die het lichaam voelt, waar het lichaam naar verlangt. Vanessa kreunt in mijn hoofd, ze snikt mee, om haar eigen verdriet.
'Kapot.' Krijst ze me toe. 'Jij hebt alles kapotgemaakt!'
Ik ben te verdrietig om de herinnering om me daar nog maar een seconde om druk te maken. Al weet Vanessa dat het niet mijn schuld is. Ik keten haar weer aan de achterkant van mijn schedel en sta op. Ik ruk mijn jas van de kapstok, maar dat is haar woede, niet die van mij.
'waar gaan we naartoe?' Ze is zwak nu, maar nog steeds in mijn hoofd.
'Ik ben jouw beu, je hoort hier niet te zijn. Ik laat dit lichaam afvoeren.' Haar stilzwijgen maakt dat ik weet hoe bang ze is. Haar paniek overspoelt me, ik voel hoe ze op een plan broedt. De naam duwt hard tegen mijn schedel.
'Ik kom terug.' Zijn warme armen rond me verbrijzelen elke andere behoefte.
'Laat iemand anders gaan.' Protesteert hij. 'Je kent de weg niet eens.'
'Ik vind jullie wel.' Zijn warme lippen strijken over de mijne.
'Ik ben sneller dan jij. Dat weet je. Ik ben morgen terug. Met de medicijnen.' Hij houd me tegen als ik wil vertrekken. Zijn haren spelen met de wind, met de tocht die in de grot blaast.
'We verhuizen morgen naar de andere grot. Ik wacht bij de ingang op je.' Ik knik en draai me om. De nacht is kalm. Zijn hand laat de mijne los en ik ren weg.
'Laat dat!' Gil ik tegen Vanessa in mijn hoofd.
'Je vermoord me!' Gilt ze terug. 'Jullie vinden jezelf zo goedaardig, maar je vermoord me!' Ik schud mijn hoofd.
'Jij bent gewoon een opstandig gastlichaam. Je bent niet gezond voor de samenleving, daar moeten we vanaf.' Zeg ik terug. Ik sluit de deur achter me en ren de trap af.
De auto is warm geworden in de zon, maar het is aangenaam. Dan gebeurt er iets wat ik niet verwacht. Vanessa gooit me iets toe, de herinnering van Brandons kus. Daarna neemt ze de controle over en scheurt weg.
Ze lijkt te weten wat ze doet, rijdt binnen de snelheidslimiet en leidt de auto de snelweg op, naar de woestijn. De Plaatsingsfaciliteit is de andere kant op, weet ik. Maar haar besluit staat vast.
Net nadat we de weg opreden weet ik mijn lichaam weer over te nemen.
'Ik ben hier nu!' Gil ik haar. 'Verdwijn.' Ze wordt zwak in mijn hoofd, maar haar besluit staat vast. Ik tuit mijn lippen, mijn gedachten gaan de andere kant op, de woestijn in. Zonder er eigenlijk bij na te denken, doe ik wat zij wil. De auto rijdt door de woestijn.
Er zijn nog geen reacties.