Het appartement op de zevende verdieping geeft een uitstekend zicht over de hele stad, toch wacht ik om me erover te ontfermen en plof neer in de donkerbruine sofa. Het rapport over het lichaam en mijn plaatsing ligt voor me op de moderne salontafel. Na een tijdje aarzelen haal ik het ervan af en balder het vlug door. Volgend de letters op het papier ben ik over geplaatst naar een nieuw lichaam door gebrek aan het vorige. Woorden zoals astma, non-tolerantie aan zonlicht en vooral broze botten verbazen me. Dit zijn normaal gezien dingen waar wij Zielen medicijnen tegen hebben. Wat was er mis met mijn vorige lichaam? Ik weet een kleine walging te onderdrukken als ik denk aan de verspilling: een perfect geneesbaar lichaam dat zonder enige moeite is afgevoerd, zonder mij, de drager ervan, te raadplegen. Ondanks het feit dat woede een gevoel is dat wij niet kennen, krijg ik toch een steek in mijn buikstreek. Gefrustreerd zucht ik, dit lichaam is veel sterker met emotie's dan het vorige. Ik blader door het rapport tot het avond wordt en de lichtjes van de stad door mijn raam komen. Met een diepe zucht val ik in slaap waar ik zit.

'Zachte Adem?' Een zachte vrouwenstem haalt me uit mijn droom.'Zachte Adem, ben je wakker?' Ik antwoord slaperig met een zacht ge-uhu en open mijn ogen. De vrouw heeft een roze spuitbus in haar hand en verstuift er wat van voor mijn gezicht. 'Inademen.' Zegt ze vriendelijk. Gehoorzaam houd ik mijn hoofd in de nevel en snuif de geur diep in. Plotseling ben ik klaarwakker en alert kijk ik naar de vrouw.
'Wie bent u?' De gloed in haar ogen verteld me dat ze een ziel is, wat me niet verbaasd, iedereen hier is een ziel.
'Ik ben Bladeren Boven,' Zegt ze op een even vriendelijke toon als net. 'Ik ben een Trooster, sorry voor het binnenvallen.' Ik ga rechtop zitten en klop op de plaats naast mij. Glimlachend gaat ze zitten.
'Een Trooster?' Geïnteresseerd kijk ik naar haar. Ze heeft blond haar en blauwe ogen. Haar huid is wit als sneeuw. Ik gok dat het lichaam dat ze draagt van middelbare leeftijd is.
'Ja, de Zoekers die je lichaam vingen, waren ongerust. Ze denken dat het heel wat nare ervaringen heeft, die je nog moet krijgen, daarover kun je bij mij terecht.' Ik knik, ik had alleen nog nooit een Trooster gehad.
'Ik ben nog niet echt begonnen met informatie uit het lichaam te krijgen. Geen idee dat het nodig was.' Ik probeer me dingen te herinneren die in het geheugen zouden moeten zitten, maar vind niets, wat vreemd is, aangezien mijn vorige lichaam alles meteen prijs had gegeven.
'Nou, ik kwam maar even langs om me voor te stellen. Sorry voor het wakker maken, het is namelijk al middag en de deur stond open.' Een onverwachte schok gaat door me heen, ik weet zeker dat ik de deur gisteren gesloten had.

Alweer schijnen de maan en de lichten van de stad door mijn raam. Ik ben doodop van het opdienen in het restaurant om de hoek, maar dat was de enige Roeping die ik kon vinden. Uitgeput sluit ik de deur achter me en loop naar de slaapkamer. Voor de slaap me kan overvallen gooi ik mezelf op het bed en kruip onder de lakens, met mijn kleren en zelf schoenen nog aan. Ik ga echt moeten wennen aan deze routine. Opeens hoor ik geluid. Iemand ademt, dicht bij. Met een knip doe ik het licht aan.
'Wie is daar?' Geen reactie. Geen reactie. Een ziel zou zich meteen bekendmaken. Maar ik ken bijna niemand. Het ademen wordt luider.
'Wie is daar?' Ik piep nu. Dit is niet grappig. Een oude angst overvalt me te samen met een nieuw. Dit lichaam kent deze situatie, het koppelt het aan iets gevaarlijk: zielen. Maar ik ben hier nu. Ik hoef me geen zorgen te maken voor zielen, wel voor iets veel gevaarlijkers: mensen. Was dit lichaam niet pas opgepakt? Er kunnen er nog meer zijn. Ik piep en verstop mezelf onder de lakens.
'Laat me met rust.' Gil ik angstig. Het ademen klinkt nu helder en luid. Het botst in mijn hoofd. Komt van alle kanten en houd zich vast in mijn brein.
'Er is hier niemand, slimmerik.' Denk ik het zelf, neen, ik gebruik geen sarcasme. Geen enkele ziel gebruikt sarcasme.
'Wie ben je?' Denk ik terug. Er zit iemand in mijn hoofd. Ik begin te rillen.
'Ik ben Vanessa. En jij zit in mijn hoofd!' Verduidelijkt ze. Vanessa.. Mijn lichaam reageert op de naam alsof iemand het roept.
'Neen! Ik ben hier nu! Dit lichaam heet nu Zachte Adem. En jij moet weg.' Denk ik terug. Ik moet me concentreren, maar Vanessa is sterk en opeens erg aanwezig. Ik hoor haar weer ademen, alsof ze het expres doet. Haar aanwezigheid is niet alleen in mijn lichaam, het is overal. Ik voel haar in mijn vingertoppen, mijn handen. Tot in de angel van mijn teen. Moedig probeer ik haar weer terug te dwingen, weg uit mijn lichaam. Hoewel haar aanwezigheid sterk is, is het niet moeilijk om haar te verdringen en mijn lichaam weer mij mij te maken. Alleen krijg ik haar niet uit mijn hoofd. Het besluit om haar daar dan maar te laten zitten, is snel gemaakt.
'Brandon.' Zucht ze, terwijl ik haar probeer vast te pinnen aan de achterkant van mijn schedel.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen