*1
De zon schijnt hard op mijn huid. Met een zachte klik open ik de parasol en loop verder door het zand. Het is de enige plaats die niet is aangetast door het jarenlange gevecht. Ik zet mezelf in de schaduw van de berg neer. Stof dwarrelt op en valt op me neer. Met de parasol naast me in het zand geplant ga ik helemaal liggen en haal mijn boek uit mijn tas. Ik ken de auteur niet, en lach even hardop wanneer ik de vele letters achter elkaar heb ontrafeld. De naam klinkt allesbehalve normaal, zelfs voor een mensennaam. Toch open ik het en ga ontspannen lezen. Het verhaal waar Cheyene het over had bevalt me maar tot halverwege. De twee familie's waar de schrijver over verteld maken zo veel ruzie dat de twee geliefden uit elkaar gaan.
'Bah.' Ongeïnteresseerd gooi ik het boek over mijn hoofd en sluit mijn ogen. Nog voor ik helemaal kan genieten van de rust hoor ik een luid gepiep. Het doorklieft het rustige landschap en ik graai naar de pieper aan mijn riem, vlug druk ik op het knopje. Het geluid houd op, de kleine zwarte letters op het groene schermpje zijn duidelijk: etenstijd, is alles wat er staat. Met tegenzin sta ik op en ruk de parasol uit de grond. Van de inspanning krijg ik zwarte vlekken voor mijn zicht. Ik wankel en val neer, de parasol komt op mij terecht. gelukkig is de bodem van de woestijn zand, zonder al te veel rotsen. Een scherpe steek snijd onder mijn knieholte, wanneer ik opkijk zie ik dat mijn been in een vreemde houding ligt. Ik kreun even, maar sta dan op, met het grootste deel van mijn gewicht op de parasol steunend. Zodra mijn huid te lang in de zon zit, voel ik die verbranden. Alweer kerm ik en probeer me er niets van aan te trekken. Ondertussen grijp ik naar mijn pieper en stuur een kort berichtje:
Kom me halen, rand van de woestenij.
Traag strompel ik de laatste honderd meter over. De auto blinkt hard in de zon en mijn gastmoeder staat er tegen.
'Ik heb je al gezegd dat je niet in de zon kan komen! Je lichaam kan daar niet tegen.' Klaagt ze tegen me. Ik grimas, geef de parasol aan haar en kruip op de voorste passagiersstoel. Na een klein minuutje komt ze naast me zitten.
'Wat deed je daar?' Vroeg ze doordringend. Ze bekijkt me en legt een vinger op mijn gezicht. Het brand. Ik trek mijn hoofd weg.
'Ik wilde alleen maar wat rust, dit lichaam houd niet van veel lawaai. en toen ik wilde opstaan, sloeg mijn knie om.' Ze knikt even, zucht dan.
'Ademt Zacht, je moet je niet altijd..'
'Ik heet Irene!' Gil ik haar toe. Frustratie is een onderdeel van dit lichaam, ik heb het nog nooit gevoeld, al doet dit lichaam al meer dingen met me. Zo verkies ik de naam van het lichaam boven dat van mij. Het is vreemd, en ik vraag me af of andere zielen dit probleem ook hebben.
'Neen, je lichaam heet Irene! Ik snap niet hoe het komt dat je opeens een mensennaam gaat gebruiken!' Ze gilt even hard terug, alleen maar om boven dat van mij uit te komen en mijn oren beginnen te tuiten. Met een misselijk gevoel druk ik op het knopje dat het raam naar beneden laat gaan. het heeft niet veel zin, buiten is het even heet als in de auto.
'Misschien moet je maar langsgaan bij een Trooster, en dan bij een Genezer.' Ik wrijf over het wondje in mijn hals. Een gevoelig, zachtroze lijntje wat mijn aanwezigheid bewijst. al is het maar overduidelijk, aangezien de witte glinstering in mijn ogen onmiskenbaar wijst op mijn aanwezigheid.
'Ik ga niet van lichaam wisselen.' Zeg ik trots. Een lichaam wordt alleen gewisseld als het oud is, daarbij zijn er te weinig mensen over om zomaar te gaan wisselen. Plotseling voel ik de neiging om te braken opkomen, net op tijd leun ik met mijn hoofd door het raam. Daarna wordt alles zwart.
Er zijn nog geen reacties.