*25: de kelder
Ik hoorde vaag iemand gillen voordat ik naar voren werd geduwd en van de trap viel. het harde beton sneed in mijn vel en haalde het open. Onderaan de trap kwam ik tot stilstand, nog even was ik bij bewustzijn, de deur ging dicht en verschool het licht erachter. Daarna voelde ik de grond draaien en voelde mijn hoofd tegen de grond slaan.
Gedesoriënteerd werd ik wakker. Het duurde even voor ik wist waar ik was, wat er gebeurd was. Tegen de tijd dat ik besefte dat Hope er niet meer was, had ik haar al tientallen keren geroepen. Met een schok kwam het besef dat Nagini haar had. Huilend om het verlies van mijn laatste vriend kroop ik achteruit, zo ver dat ik de muur achter me voelde. Ik probeerde me niets aan te trekken van de pijnlijke plekken en bulten die mijn lichaam leken open te scheuren en probeerde te bedenken of ik nu een hersenschudding had opgelopen of niet. Boven de al bekende pijn kwam er nog hoofdpijn bij. Gekrenkt en als een geslagen hond rolde ik me zo goed en zo kwaad als het kon op tegen de koude muur. Een kleine snik ontsnapte uit mijn keel, maar verder huilde ik in stilte. In mijn hoofd bedacht ik was ik zou doen als ik gewoon op Grimboudplein 12 was gebleven. Misschien was het al etenstijd, misschien zouden ze naar me op zoek zijn. Ik kreunde en koesterde geen hoop. De drank op Harry zou binnenkort uit gewerkt zijn, en dan zou hij me niet eens meer missen. Een kleine glimlach verscheen op mijn lippen. De Heer zou niet winnen, al zou ik hier sterven. Niemand zou dichter komen bij Harry dan ik had gedaan.
'Ik wilde niet dat het zo liep.' Vertelde ik fluisterend tegen de muur. Ik schrok van mijn stem, alsof het te luid was. Ik hoorde niemand reageren, dus ging ik verder:
'Was het fout om iedereen te misleiden?' Omdat ik -natuurlijk- geen antwoord kreeg, probeerde ik er zelf een te bedenken, het antwoord was bleef een zwart gat. Ik zuchtte en vertelde verder tegen de bakstenen. Het luisterde naar mijn hele levensloop.
'Het lijkt net of iedereen die ik ken me alleen maar pijn wilt doen.' Tranen begonnen over mijn wangen te rollen toen ik Draco's gezicht zag aan de tafel. Waar was hij nu? Ik zweeg verder, er was niets meer te vertellen, alleen maar vragen waar ik geen antwoord op kreeg. Na nog een hele tijd alert te blijven op mijn omgeving, geen voetstappen, geen opengaande deuren, viel ik van vermoeidheid in slaap. Ik had trouwens toch geen zin meer om nog langer op te letten.
Ik schrok wakker van een opengaande deur, nog voordat ik zag wie het was, kroop ik met een veel te luid kloppend hart tegen de muur. Trage voetstappen klonken op de betonnen trap, een klein lichtpuntje verscheen op het einde van een toverstaf. Ik duwde mezelf tegen de bakstenen en ademde diep in en uit in een poging mezelf te kalmeren. Mijn angst maakte overuren, ik had gevoel helemaal gebroken te zijn.
'Natasha.' Hij fluisterde, maar zijn stem was duidelijk hoorbaar in de kelder. Ik wilde hem niet horen, en al helemaal niet zien. Zijn gezicht zichtbaar in het vage licht van zijn toverstaf, zijn blonde haren lichten op.
'Ga weg.' Instinctief greep ik naar de plaats waar normaal mijn toverstaf zat: ik graaide naar lucht. Ik hield mijn hoofd er niet genoeg bij om te bedenken waar ik hem was kwijtgeraakt, tot ik een houterige tik tegen de vloer hoorde. Geschrokken van het onbekende geluid wilde ik nog verder achteruit, toen dat niet lukte schoof ik een stukje op en bleef roerloos zitten.Gespannen keek ik naar Draco, onderaan de trap bleef hij staan en bekeek me met een blik vol walging. Een blik die me nog meer kwetste dan de fysieke pijn die ik al had. Wat zag hij nu? Een omhooggevallen trut misschien. Ik bedacht dat ik mezelf zo zou zien, op dit moment. Ik wende mijn blik af, het kon er nog wel bij dat ik vuil bekeken werd door de jongen van wie ik hield. Een moment verstreek, ik hoorde zijn ademhaling, voelde de mijne. Ik hoorde mijn hart bonzen in mijn oren en stelde me voor dat ik het zijne voelde. Het was te makkelijk om me voor te stellen dat mijn hoofd op zijn borst lag, trouw en vastgeroest als een bankschroef. Hij fluisterde opnieuw iets. Ik verstond het niet, waarschijnlijk omdat ik niet luisterde. Opeens raakte zijn hand mijn gezicht aan, ik deinsde achteruit onder de brandende vingers. Mijn huid klopte. Verlangend of door de pijnlijke plekken? Hij zweeg, maar deed het geen tweede keer.
Hij haalde diep adem.
Er zijn nog geen reacties.