1.1
Ik liep via het dorp naar de weide. Daar liepen tientallen schapen te grazen, net aan de rand van het bos. De herders waren niet bang voor wolven, want die kwam hier niet. Het bos was groot genoeg, en daar was voldoende eten te vinden voor hen. Er werd hier geen wolf meer gezien sinds meer dan 100 jaar geleden. Mijn kapmantel waaide door de wind dankzij mijn snelle passen in het hoge gras, dat snel zou afgemaaid worden door de hongerige schapen. Er was een duidelijk verschil te zien tussen het veld en het bos. Overal waar je keek zag je een prachtig, zonnig beeld, en zodra je het bos binnenwandelde werd het alleen maar grauw. Je merkte er helemaal geen verschil tussen zon of bewolkingen. Niemand ging graag ver het bos in. Ze bleven liever dicht bij het dorp. Niet dat er zich iets bevondt waar ze bang van waren, het was gewoon de sfeer die er hing. Het maakte je depressief en jaagde je er meteen weg. De koude stilte die er hing, enkel je hart die je hoorde bonken. Een beetje verder was een pad die ons doorheen het bos bracht, het stond er al honderden jaren, en nog steeds werd het gebruikt, maar enkel als iemand iets nodig had uit het bos, net zoals ik nu.
Er zijn nog geen reacties.