Foto bij 01.

Ik sta voor een klein huisje, wat van af nu mijn nieuwe huis zal zijn. Mijn vader is al binnen en zet voor ons thee. Ik kijk om me heen, er staan nog meer van dit soort kleine huisjes, er is een weg en heel veel bomen.
Mijn vader komt naar buiten en zegt:”Kom nou binnen Lisa, je zult het vast leuk vinden hier.”
Ik kijk hem niet aan, maar kijk toch boos zijn kant op. Ik mag van mezelf niemand meer recht in de ogen aankijken. Dit is doordat mijn vader recht in mijn ogen kan kijken en dan als nog tegen me kan liegen. En als je zelfs je eigen vader niet kan vertrouwen, wie dan wel?
Ik loop boos naar binnen en vraag:”Waar is mijn kamer?” Mijn vader zegt:”Aan het einde van de gang. Ik hoop dat je hem mooi vindt.” Ik kijk vernietigend zijn kant op en loop dan naar ‘mijn’ kamer toe. Ik doe de deur van de kamer open en zie een kleine kamer met witte, kale muren. Mijn bed, bureau en kast staan er al. Er staan ook al een paar dozen en ik begin met uitpakken.
Als ik mijn vader hoor roepen dat de thee klaar is, loop ik naar de kleine keuken, pak een beker en schenk er thee in. Die neem ik mee naar mijn kamer.
Als ik klaar ben met al mijn spullen uit te pakken, loop ik naar de voordeur, pak mijn jas en ga naar buiten. Mijn vader vraagt:”Waar ga je heen?” Ik zeg zuchtend:”Niet dat het je wat aan gaat, maar ik ga een stukje wandelen.”
En loop het bos in.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen