4. Waar? Wat? Wie?
"Meisje. Meisje gaat het?" klinkt een stem. Mijn hoofd doet heel erg zeer. Ik doe mijn ogen open. Ik zie een lange gespierde jongen.
"Denk het." antwoord ik op zijn eerder gestelde vraag. Ik wil overeind komen, maar de jongen houd mij tegen.
"Je hoofd bloed hevig. Blijf maar even liggen dan bel ik even iemand om te helpen." zegt hij als verklaring dat hij me tegenhield. En voor ik kan reageren staat hij op en loopt weg.
Er schieten allerlei vragen door mijn hoofd. Wie is die jongen? Waarom bloed mijn hoofd? Wat is er gebeurd? Waar ben ik?
"Er ligt hier iemand bloedend! Hoezo niet belangrijk?!" hoor ik de jongen woest zeggen.
Vind hij mij zo belangrijk? Of was het echt alleen omdat ik bloed? Zie ik er zo slecht uit?
Opeens komt de jongen weer aanlopen. Hij kijkt mij bezorgd aan. Ik kijk vragend terug, of tenminste dat probeer ik. Maar van mijn gezicht zal wel afstralen dat ik pijn heb. Tijdens het wachten heb ik door gekregen dat niet alleen maar hoofd enorm pijn doet maar ook mijn been. Gelukkig doet mijn been minder zeer dan mijn hoofd. Maar alsnog betekent het niet veel goeds.
"Waar heb je pijn?" vraagt de jongen, terwijl hij mij bezorgd aan blijft kijken.
"Mijn hoofd en mijn been." antwoord ik. "Wat is er gebeurd?" vraag ik omdat die vraag nu echt door mijn hoofd spookte.
"Ik weet het niet. Ik was op weg naar mijn huis en toen zag ik jou liggen." zegt de jongen.
Nu wist ik nog niks. Wat had ik daar nou aan?
"Ik ben trouwens Jacob." zegt de jongen opeens.
Juist nu wist ik tenminste één ding. "Ik ben Piper." zei ik maar, zodat hij tenminste weet met wie hij te maken heeft.
"Mijn vrienden komen er als het goed is zo aan. Als het goed is kunnen die wel helpen. Maar waar kwam je vandaan? Waarom fietste je hier? Wist je niet dat het ging stormen?" begon hij aan waarschijnlijk een lange vragenlijst.
"Ik weet nog dat ik weg ging van school, maar voor de rest weet ik het niet meer." zeg ik, waarna ik een bezorgde blik krijg van Jacob.
Daar zat, nou lag, ik dan weer mee. Een overbezorgde jongen die niet weet wat hij met me aan moet.
"Dus je weet niks meer vanaf ..... Hoe laat?" zegt hij na weer een bezorgde blik.
"Ik ben maandags altijd om kwart over drie vrij. Dus waarschijnlijk vanaf die tijd." zeg ik waarnaar ik hem twijfelend aan kijk.
Dan horen we een auto aankomen. Al snel daarna horen we een auto stoppen en mensen uitstappen. Dan horen we verschillende jongens Jake roepen.
Jacob staat op en loopt in de richting van de auto terwijl hij roept "Ik ben hier.".
"Waar is het meisje?" vragen verschillende stemmen door elkaar heen.
Al snel staan er verschillende jongens om mij heen. Allemaal gespierd en lang, ook zijn ze allemaal gebruind. De een kijkt nog bezorgder dan de ander, maar niemand lijkt echt te weten wat hij moet doen.
Dan komt er een vrouw aan. "Aan de kant." zegt ze streng maar toch bezorgd tegen de jongens die tussen mij en haar staan. De jongens gaan snel aan de kant. "Waar heb je pijn?" vraagt ze. Ze heeft verschillende littekens over haar gezicht lopen, maar toch ziet ze er knap uit. Ze heeft lang zwart haar en is net als de jongens gebruind.
"Mijn hoofd en mijn been." zeg ik, terwijl ze al bezig is met mijn hoofd schoonmaken. Als ze klaar is met mijn hoofd schoonmaken verbind ze hem.
"Kan je opstaan?" vraagt ze mij. Ik weet het niet dus haal ik mijn schouders maar op.
De vrouw kijkt de jongens een beetje afwachtend aan, maar ze kijken alleen maar verbaasd terug. "Help haar eens overeind." zegt ze om het even duidelijk te maken. Direct schieten verschillende jongens naar voren. De vrouw gaat aan de kant en kijkt bezorgd naar mij. De jongens helpen me voorzichtig overeind, maar toch voel ik een hevige pijn in mijn been. Ik doe mijn best om het niet uit te schreeuwen, maar toch ontsnapt er een klein kreetje uit mijn mond.
"Gaat het?" vragen direct verschillende jongens. Ik zeg zwakjes dat het wel gaat. Maar vraag ze toch of ze op kunnen schieten met me weg krijgen van deze natte plek.
Uiteindelijk komen we bij de auto. De jongens leggen me voorzichtig neer op de achterbank. De vrouw gaat snel op de bijrijdersstoel zitten. De oudst uitziende jongen gaat op de bestuurdersstoel zitten.
"Gaat het?" vraagt de vrouw bezorgd. Ik knik zwakjes want mijn hoofd en been doen veel pijn.
"We brengen je naar ons huis. Dat is dichtbij." als ze dat gezegd heeft voel ik de auto zakken. "De jongens gaan in de achterbak." zegt ze als verklaring.
Ik voel me schuldig omdat zij door mij buiten moeten zitten terwijl het nog steeds regent. Opeens drong het tot me door dat ik eigenlijk met wild vreemde mee ging.
"Uhm... Hoe heten jullie eigenlijk? En waar zijn we nu?" vroeg ik, proberend de pijn uit mijn stem te laten, wat redelijk lukt.
"Ik ben Emily. We zijn in La Push." zegt de vrouw. Waarna ze me een beetje bezorgd maar ook verontschuldigend aankijkt.
"Ik ben Sam." zegt de jongen achter het stuur.
Juist. La Push. Dat komt me bekend voor, maar verder gaat er geen lichtje branden.
Reageer (2)
oke laat die droom maar zitten, dit is een leuk verhaal, nieuw, anders en orgineel!
1 decennium geledenleuk snel verder! laat me op ziekenbezoek komen ahah
1 decennium geleden