LVII
Alice Potter
‘Remus?’
Net voordat zijn lippen de mijne raken, wordt de spreuk verbroken door zijn naam. Remus. Ik weet niet of ik het erg vind, ik weet niet wat ik voel, ik heb er nog nooit over nagedacht.
Zijn kaak verstrakt en hij laat zijn hand van mijn wang glijden, naast zijn vallen, waarna hij er een vuist van maakt. Zonder me nog om te kijken draait hij zich om. ‘Sirius,’ gromt hij naar de grijnzende gedaante op de trap.
‘Wie is- Alice?’ Sirius’ mondhoeken zakken naar beneden tot hij eerst mij en dan Remus met een half geopende mond aan staat te staren. Hij lijk nog iets te willen zeggen, maar na een paar keer zijn mond open en dicht te hebben gedaan, houdt hij hem gesloten.
Een nare, ongemakkelijke stilte valt in de altijd zo gezellige en levendige leerlingenkamer van Griffoendor. Geen van ons lijkt iets te durven zeggen, geen van ons heeft ideeën om het moment te doorbreken.
‘Weet James…’ vraagt Sirius. Het is een halve vraag, hij kan hem niet afmaken. Hij weet niet wat Jamer wel of niet zou weten, hij weet niet wat er is.
‘Nee,’ zegt Remus, hij kijkt Sirius aan, ‘er is ook niks dat hij hoeft te weten. Er is niks.’
Sirius’ woorden, het begin van een antwoord, worden weggevaagd door een klap. Alle drie kijken we nu in de richting waar het geluid vandaan kwam. Het portret, waarvan de gedaante nu verontwaardigde geluiden begint te maken, staat open. Het gemopper van de Dikke Dame wordt afgebroken als James na een nonchalante ‘sorry’ het portret weer sluit.
Nu pas lijkt hij ons op te merken en hij kijkt ons onschuldig aan. ‘Wat? Het ging nie-’ James kijkt me aan. ‘Oh…’
‘James,’ zeg ik zachtjes, het eerste geluid dat ik durf te maken sinds Sirius’ onderbreking.
Hij kijkt me even chagrijnig aan, waarna hij richting de trap van de slaapzalen loopt.
Remus pakt zijn arm als hij langs ons wil lopen en houdt hem tegen. ‘Praten,’ zegt hij. Hij geeft James een overdreven harde duw in mijn richting, waarna hij Sirius mee de trap op sleurt.
James kijkt hem met open mond aan, waarna hij verbaasd naar mij kijkt. Ik haal even mijn schouders op en dan lijkt James zich weer te herinneren dat hij boos op me is, dus kijkt hij me chagrijnig aan. Toch blijft hij staan.
‘James, idioot,’ zucht ik en geef hem een klap tegen zijn arm.
Verontwaardigd kijkt hij me aan, die zag hij niet aankomen.
‘Je moet niet zo snel conclusies trekken.’
Ghehe(A)
<3
Reageer (30)
Haha, Jamer
Dit verhaal blijft echt geweldig, zelfs als je het voor de
derdevijfde keer leest C: 8 jaar geledenwil je mij mailen als je nieuw deel hebt. krijg van dit verhaal geen mailtje meer
1 decennium geledenIk haat je officiël. Ik zei nog: er mag niemand tussen komen, ook niet Sirius. En wat doe je? JE LAAT SIRIUS ER TUSSEN KOMEN! Kijk, ik màg Sirius
1 decennium geledenhéél graag, maar op dit moment mag hij voor mijn part oprotten!Of naar mij komen.Dus ik stel het volgende voor: We grijpen een tijdsgedoe (hoe heet het(cat)) en spoelen de tijd terug, we laten Sirus en James ophoepelen en dan kunnen ze éindelijk kussen! Nah!ps: sorry voor het laat reageren.
En ik haat je niet, hoor.NOOOOOOOOOoo ze hadden moeten zoenen! dit is super zielig voor Remus!!!
1 decennium geledensnel verder
SIRIUS moet het weer VERPESTEN!
1 decennium geledenNOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO!