1. De wolf
Ik zag hem. Hij zag mij. Ik was bang. Hij was blij.
Mensen hebben mij altijd verteld dat wolven niet zo gevaarlijk zijn. Maar toen ze dat zeiden dacht ik altijd dat als ik een wolf tegen zou komen, dat ik bang zou zijn.
Ik ben in het bos. Ik ging wandelen omdat ik me verveelde. En nu sta ik oog in oog met een wolf. Om de een of andere manier lachen de ogen van de wolf. Ik ben wonder boven wonder niet bang. Maar veilig voel ik me ook niet. De wolf kijkt mij afwachtend aan. Alsof hij verwacht dat ik weg ga rennen. Maar ik blijf staan. Langzaam kijk ik om me heen.
Zijn er meer wolven? Is er ergens een veilige plek?
Ik zie geen andere wolven om me heen. Maar ik zie ook geen bomen waar ik in zou kunnen klimmen.
Ben ik dan verloren? Is dit mijn laatste dag?
Maar terwijl ik mij afvraag of ik hier levend weg kom. Loopt de wolf dichter naar mij toe. Ik wil weg lopen, maar ik weet dat hij dan achter mij aan zou komen.
Hij loopt voorzichtig naar mij toe. Alsof hij bang is dat ik weg zou gaan. Als hij op ongeveer een meter afstand van mij is, gaat hij zitten. Ik vraag me af of dat normaal is. Maar hij kijkt mij aan. Alsof hij met mij ergens over wil praten. Alsof als ik iets zou zeggen hij zo zou gaan terug praten.
Hij kijkt mij afwachtend aan. Er is geen spoor van honger of boosheid in zijn ogen te zien. Ik haal diep adem. Als het lang gaat duren voordat hij weg gaat, dan wacht ik nog even.
Het begint langzaam donker te worden. Ik geef de hoop bijna op dat hij weg zal gaan. Maar dan opeens loopt hij langs mij heen. Als hij op ongeveer twee meter afstand is kijkt hij mij afwachtend aan. Alsof hij wil dat ik met hem mee kom.
Ik ben in strijd met mij zelf. Zal ik met hem mee gaan? Of niet? En waar zou hij me heen willen brengen?
Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat ik maar met hem mee moet lopen. Als ik naar hem toe begin te lopen loopt hij door. Ik weet niet waar hij heen loopt, maar ik volg hem. Bang om alleen gelaten te worden.
Na een tijdje komen we aan de rand van het bos. De wolf blijft staan. Het lijkt wel met spijt. Ik kijk door het bos en zie dat we vlakbij mijn huis zijn. Ik kijk de wolf verbaasd aan. Maar de wolf staat niet meer waar hij eerst stond. Ik kijk verbaasd om me heen. Ik zie nog net dat de wolf weg rent. "Bedankt" zeg ik dus maar. Hoewel de kans klein is dat hij het zal horen. En hij zal het waarschijnlijk niet snappen.
Ik loop opgelucht naar mijn huis. Mijn vader kijkt verbaasd op. "Waar kom jij vandaan?" vraagt hij. "Ik ben wezen wandelen." zeg ik rustig waarna ik vertrek naar mijn kamer.
Reageer (3)
like it!
1 decennium geleden'Like!' 'Like!'
1 decennium geledenJeej goed
geweldig! dankje snel door!
1 decennium geleden