Foto bij Schrijfwedstrijd Tiam en Annwfyn- opdracht 2

De auto kwam langzaam vooruit op de verlaten weg. Luuk keek verveeld uit het raam. Hij zat nu al vijf uur in de auto en ze naderde eindelijk hun bestemming. Hij was samen met zijn ouders op vakantie in de U.K. De naam van het plaatsje wist hij niet, het boeide hem ook niet. Het enige wat hij wist was dat het ergens in een uithoek lag.
Recht voor hun doemde een enorme grot op, het leek wel een berg. Zijn ouders begonnen enthousiast te praten. Af en toe knikte hij een keer of mompelde hij ja of nee. Tien minuten later stonden ze met z'n alle voor de ingang van een zogenaamde beroemde grot. Het was er uitgestorven. Het enige wat je zag was een verlaten kassahokje. Er stond een klein belletje waar mijn moeder op drukte. Een viezige, harige man kwam op ons afgelopen. Mijn ouders liepen er enthousiast na toe en begonnen met hem te praten. Ik draaide mijn rug naar hun toe en pakte mijn Ipod. Ik deed de oortjes in en keiharde All Time Low schalde door mijn oren. Tevreden draaide ik me om. Nog steeds bezig. Ik zette een paar stappen in de grot en een koude windvlaag overviel me. Ik hoorde allemaal vreemde geluiden en geschrokken deed ik een stap achteruit. Had ik het me verbeeld? Ik liep snel terug naar de gids en mijn ouders. Ze vroegen me wat, maar ik verstond niks door de harde muziek. Allemaal liepen ze snel de grot in, maar ik bleef twijfelend achter. Totdat de rare gids me naar binnen duwde.
In de grot was het verschikkelijk donker, en ons enige lichtpunt was een kleine zaklamp die de gids droeg. Luuk had nog steeds last van de geluiden en daarom zette hij het volume van zijn Ipod nog wat hoger. Dit keer was het Crossfade wat weerklonk in zijn oren. Hij sjokte langzaam achter het groepje aan die stevig hun pas erin hielden. Na een tijdje was hij ze dan ook kwijt. Hij plofte neer op een rots, op de terugweg zouden ze echt wel weer langs deze weg komen. Hoe naïef kon je zijn.
De tijd verstreek, en niemand kwam langs. Net toen hij zich begon af te vragen waar ze bleven, hoorde hij een raar rommelend geluid. Hij deed de oortjes uit en liep een paar stappen naar links. Weg van het geluid.
Het geluid werd sterker, en er kwam een bruine stofwolk uit de gang. Luuk kneep zijn ogen stevig dicht en hoestend rende hij weg. Overal weerklonke oorverdovende knallen en geluiden. Na een tijdje bleef hij hijgend staan bij een uitstekende rotspunt. Alles zag er precies uit als de andere gangen. Hij was twee splitsingen tegen gekomen en nu was hij de weg helemaal kwijt. Zijn Ipod was hij onderweg ook al verloren.
Hij deed in paar stappen in de richting waar hij vandaan gekomen was. Blijkbaar was de halve grot ingestord en zat hij vast.
Urenlang had hij geprobeerd de stukken rots te verschuiven, geen resultaat. Zelfs de kleine rotsjes verschoven nog geen millimeter. Het leek wel of ze waren vastgelijmd met superlijm.
Hij probeerde een comfortabel plekje te vinden op de steenharde grond. Hij sloot zijn ogen. Misschien had hij morgen meer geluk.
Nachtmerrie's slopen zijn hoofd in. Hij zag zichzelf rennen in de grotten, maar overal was het doodlopend. Hij viel op de grond met knallende koppijn. Overal waren vreemde stemmen en geluiden.
"Huh!".
Hij schrok op uit zijn nachtmerrie. De tijd was hij helemaal vergeten. Was het avond? Middag? Ochtend? In werkelijkheid was het nu een paar minuten voor twaalf, maar slaap had hij niet meer. Hij ging ineengedoken ergens zittend. Nadenkend over wat te doen.
Hij werd met de minuut wanhopiger. Waren zijn ouders er eigenlijk al uit? Zaten zij ook vast? Misschien had die vreemde gids hun er wel ingeluisd. Dat vondt hij nou echt wat voor hem.
Hij stond langzaam weer op, misschien was er nog wel een tweede uitgang, of kon hij de weg terug vinden. Hij besloot om de ingestorte gang de rug toe te keren en hij ging op weg. Onderweg vond hij nog een Mars-reep in zijn zak. En toen hij die vast had besefte hij dat hij eigenlijk best wel honger en dorst had. Hij wist niet hoelang hij hier al vastzat, en als het nog veel langer zou duren... Hij wou er niet eens aan denken.
Hij kwam aan bij een splitsing waar hij besloot om links te gaan. Hij zette twee stappen in de nieuwe gang en opeens kwamen de geluiden weer in zijn hoofd. De geluiden namen voor het eerst een verschikkelijke koppijn mee. Hij moest denken aan zijn droom en een rilling sloop over zijn rug. Hij wist nu zeker dat hij de geluiden echt hoorde en dat hij zich het niet verbeelde. Hij besteede er daarom ook voor het eerst echt aandacht aan. De geluiden bestonden uit stemmen maar ook uit knallen en gekraak. Net alsof er duizenden bommen tegelijk in zijn hoofd explodeerde. Er waren twee stemmen die echt boven alles uitkwamen. Een vrouw die gilde en een man die gemeen lachde. Het gaf me de rillingen en opeens besefte ik me van wie die stemmen kwamen. Mijn moeder en die gids.
Ik begon te rennen, ik moest zo snel mogelijk weg hier! Ik kwam steeds meer splitsingen tegen en wanhopig rende ik maar ergens naartoe. Soms liepen gangen nu ook dood en ik zat helemaal vast.
Ik stond voor de zoveelste keer voor een doodlopende gang en ik kon het niet meer. Met knallende koppijn viel ik op de grond. Het duizelde me en mijn moeder schreeuwde steeds harder. En langzaam werd alles zwart.

Ik voelde langzaam de energie weer terugkomen in mijn lijf. Mijn hoofd deed nog steeds zeer, maar de geluiden waren verdwenen. Mijn lichaam leek wel verlamd, alleen mijn ogen kon ik openen. Met moeite opende ik ze en ik werd meteen verblind door een straal zonlicht. Zonlicht! Ik was eindelijk buiten! De blijdschap en opwinding trokken door me heen. Ik genoot met volle teugen van de zonnestralen die mijn gezicht verwarmde. Ik probeerde op te staan, maar voordat ik ook maar kon proberen verscheen het hoofd van de gids. Alle blijdschap verdween in een klap, en ik voelde me verloren. Hij keek me gemeen aan terwijl hij daarna zijn o zo bekende kwaadaardige lach lachde...

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen