Bullying
Een beetje in elkaar gedoken loop ik het schoolplein op. Ik durf bijna het grote grijze gebouw niet te betreden. Wetend dat daar de pijn begint. Ik grijp mijn rugtas stevig vast. Met de andere hand open ik de stroeve deur van het schoolgebouw. Kom op je kan het aan. Je overleeft de dag wel. Het zijn gewoon mensen die niets beters te doen hebben. Die zich vervelen en zwakke mensen opzoeken, omdat ze zelf zwak zijn.
Bij mijn kluis laat ik mijn rugtas van mijn rug af glijden. Het is gevaarlijk om je vijand de rug toe te keren. Maar toch moet ik bij mijn kluis zijn.
Met een harde knal tegen mijn lichaam word ik tegen de kluisjes gedrukt. Ik kan me nog net vasthouden om niet onderuit te vallen.
'Bitch!'
'Slet!'
'Heb je überhaupt wel vrienden?'
'Je lijkt wel een zwerver in die kleding!'
'Zoek een leven, misschien vind je er één in de prullenbak!'
Met z'n vijven staan ze tegenover me. Nette kleding, haar perfect, make-up zoals het hoort. Niets om op aan te merken. Ik kijk even naar beneden naar mijn kleding. Een simpele spijkerbroek, een T-shirt met print en een simpel vestje. Vertrapte sneakers en en mijn haar in een losse knot. Ben ik echt een zwerver?
'Hey dikke trol!'
Twee jongens voegen zich bij het groepje wat zich al gevormd is. Ik bekijk mijn lichaam nog eens. Ben ik echt zo dik? Ik was aan het afvallen. Is dat niet te zien? Weer krijg ik een klap tegen mijn lichaam. Dit maal was ik er niet op voorbereid en zak naar beneden. De witte tegels van de vloer zijn nu dichtbij en de ruimte word gevuld met duivels gelach.
'Ga bij je moeder uit janken!'
'Ze is echt vriendloos!'
'En zij maar denken dat ze ergens bij hoort.
De stemmen vervagen en ik blijf op de grond zitten. De tranen nemen de overhand in mijn ogen en glijden langzaam naar beneden. Ik onderdruk een snik. Niemand hoeft te weten dat ik huil. Dat verdient niemand hier op school om dit te weten. Niemand is te vertrouwen.
Mijn ramen staan wagenwijd open. De wind waait door mijn haren. De straat onder me raast als een gek. Iedereen wil zo vlug mogelijk naar huis. Weg van de wereld van het gewone leven en thuis op de bank zitten met een biertje in de hand achter de televisie of kokend voor het hele huishouden.
Mijn handen liggen op het kozijn terwijl mijn voeten op de vensterbank rusten. Ik moet dit doen. Ik wil niet meer gepest worden. Ik wil niet meer dik genoemd worden. Ik wil niet meer huilen om hun. Ik wil weg van hier.
'Wat doe je in het raam kozijn?'
Beneden staat een jongen uit mijn klas te roepen. Degene die me een medelijdende blik geeft als het groepje weg loopt na het uitschelden.
'Je gaat toch niet doen wat ik denk dat je wil.'
'Ga weg!'
'Niet totdat jij aan de goede kant van het raamkozijn weg stapt.'
'Ik wil dit!'
'Nee, dat wil je niet!'
'Wat heeft het nog voor zin?'
Tranen lopen van mijn ogen over tot op mijn wangen. Waarom gaat hij nou niet weg. Laat mij mijn gang gaan. Wat kan hem het schelen?
'Je bent een mooie meid. Ik wed dat er honderd dingen zijn waar je goed voor bent!'
'Waarom zie ik die niet?'
'Omdat de rest van de wereld die voor je wegduwt. Wees sterk en streng voor jezelf en vind waar je goed in bent op eigen kracht. De wereld gaat jou toch niet vertellen waar je goed in bent?'
'Waarom doen ze dat wel dan?'
'Omdat zij dingen zien waar jij goed in bent, waar hun jaloers op zijn!'
'Niet!'
'Kom op, stap uit dat raamkozijn en kom naar beneden VIA BINNEN!'
'Nee!'
'Ik doe je niets! Ik wil je alleen maar helpen. Je weet dat ik niet zo ben als de rest!'
Met mijn betraande ogen kijk ik naar beneden. Zijn gezicht kijkt vriendelijk terug. Zijn armen wenken me dat ik naar beneden moet komen, maar zonder dat ik uit dit raamkozijn spring.
Ik zet een klein stapje achteruit. Zijn duimen springen omhoog.
'Kom op! Geef je leven niet op! Je bent een mooie meid!'
Nog een stapje zet ik terug. Het bed voelt zacht onder mijn voeten. Ik kan nog altijd gaan. Nee, hij wil het niet. Laat ik maar luisteren. Misschien is dat beter voor me.
Er zijn nog geen reacties.