Ik word wakker van geritsel naast me. “Mam, laat me nog even slapen”, zeg ik. Als antwoord hoor ik een grom. Ik open mijn ogen en zie een jaguar tegenover mij zitten, op nog geen twee meter afstand. Ik kijk er vol ongeloof naar en kruip langzaam achteruit. De jaguar volgt me. Als ik het einde van de tak bereik breekt deze af en ik val twee meter naar beneden. Ik kom pijnlijk terecht en er schiet een pijnscheut door mijn schouder. Ik ren snel weg en hoor dat de jaguar me achterna zit. Als ik de bosrand zie ren ik het bos uit. Wat ik daar zie slaat alles. Ik zie het dorp, of wat er van over is, alle huizen staan in brand. Als ik het dorp inloop zie ik overal lijken liggen, als ik bij het lijk van het dorpshoofd kom zie ik dat de gieren hun werk hebben gedaan, het dorpshoofd heeft vele wonden en het stinkt enorm. Ik ren zo snel als ik kan naar het bos, eenmaal in het bos sla ik voorover en geef over.

“Waar is de jaguar?” vraag ik me af. Als ik omkijk zie ik een zwarte schim op me af sluipen met witte tanden. De jaguar staat op het punt me te bespringen als een pijl uit het niets de jaguar doorboort. Ik kijk verschrikt om me heen om te zien waar die pijl vandaan kwam als ik de man zie. Het is een kleine man, amper 1.70m maar hij straalt een macht uit die niemand kan overtreffen. Hij zegt: “de zwarthuid wilde je bespringen”. “ik weet het”, zeg ik, “dank u wel”. De man lacht en zegt: “kom met me mee, je ziet er hongerig uit”. Dat ben ik ook, merk ik, als hij het woord honger zegt gaat mijn buik gelijk knorren. Ik kijk naar de hemel, ik zie aan de zon dat het al middag is.

Als ik de man volg komen we uiteindelijk op een open plek, er staat een dorp dat helemaal gevuld is met daglicht. Ik weet wie deze mensen zijn, we zien ze soms als ze aan de rand van het bos zijn, dit zijn borôro.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen