De Laatste Ontmoeting
Ik hoor een zachte kuch achter me. Geen mannenkuch, nee, het is zo’n hoog kuchje, een kuchje dat alleen van een vrouw kan komen. Ik draai me om. Niemand. Ik kijk nog eens goed, maar zie helemaal niets. Zou ik me het kuchje verbeeld hebben? Zou mijn fantasie weer op de vrije loop zijn gegaan, me dingen laten inbeelden die er helemaal niet zijn? Wat doet het er ook eigenlijk toe. Ik draai me weer om. Mijn voeten plaatsen zich langzaam weer voor elkaar. Stap voor stap, maar rustig, alsof ik nog niet heel goed kan lopen, moeite heb om in een rechte lijn te lopen. Opnieuw een klein kuchje, dit keer iets harder dan de vorige keer. Ik draai me opnieuw om. Voor me staat een vrouw. Bruine golfende krullen omlijnen haar gezicht. In haar ogen is er een vleugje bezorgdheid te vinden, naast de tranen die in haar ogen staan. Het zijn blauwe ogen, in tegenstelling tot de mijne. Ik heb groene ogen. Mijn haar is daar in tegen bijna hetzelfde. Ze lijkt op me. Haar gezicht heeft dezelfde gelaatstrekken. Toch is er verschil. De tijd heeft rimpels in haar gezicht gevormd. Geen erge rimpels, gewoon rimpels van een vrouw eind dertig. Geen rimpels die meteen opvallen, maar die, zodra je een beetje beter kijkt, zichtbaar worden, liggend aan het oppervlak van de huid.
‘Hoi.’ Zachtjes, fluisterend, bijna niet hoorbaar. Een zachte zorgelijke stem. Een vrouwenstem. Niet te laag en niet te hoog, maar duidelijk zo hoog dat het wel van een vrouw moet komen. Die stem. Een stem die ik uit duizenden zou herkennen. Angst is mijn ogen te vinden. Ik kan mezelf niet zien, maar ik weet dat het er is. Ik voel hoe de angst zich in mijn lichaam verspreid. Deze vrouw, bijna een evenbeeld van mij, die van mij hield, maakt me nu bang. Niemand die me beter kent dan zij, en nu, nu maakt ze me bang. Ik voel een brok zich in mijn keel vormen. Ik probeer de brok weg te slikken, zonder succes. Ik weet dat ik iets moet zeggen, maar het is alsof ik geen woorden meer met mijn lippen kan vormen. Alsof mijn lichaam alle woorden is vergeten. Alleen één woord herinnert het zich. Een woord, dat ik jaren niet meer gebruikt heb. ‘Mam?’Het klinkt vragend, maar ik weet het antwoord al. De vrouw, mijn moeder, knikt. Duizend vragen wil ik stellen, en toch ook weer niet, bang voor de antwoorden. Ik wil weten hoe ze hier komt, en toch ook weer niet. ‘Hoe?’ weet ik over mijn lippen te persen. Duizend vragen in mijn hoofd, en toch komt er alleen ‘hoe’ uit. Met begrijpelijke ogen kijkt ze me aan. Toen ik zeven jaar oud was, stierf ze. Ik kan me de begrafenis nog goed herinneren. En nu staat ze hier voor me, alsof ze nooit is gestorven. Alleen klopt er één ding niet: ze is niet ouder geworden. De kleine, bijna onzichtbare rimpels zijn nog hetzelfde als toen ik zeven was. Haar gezicht is niets veranderd. Tranen staan in haar ogen. ‘Ik heb je gemist….’ Fluistert ze. De blik in haar ogen, en die woorden, zorgen ervoor dat er ook in mijn ogen tranen opwellen. ‘Ik jou ook…’ Ik doe een stap dichter bij. Op dit moment wil ik dat ze me weer in haar armen sluit, zoals ze altijd deed als ik ergens bang voor was, jaren geleden. Ik zet nog een stap dichter bij, maar tegelijkertijd doet mijn moeder een stap achteruit. ‘Ik mag hier niet zijn.’ ‘Waarom niet? Wie kan je iets verbieden? Waarom was je zo lang weg?’ Ik heb nog meer vragen, maar houd mijn mond, wachtend op een antwoord. Ze schudt haar hoofd. Daarna doet ze twee stappen naar voren. Ik wil mijn armen om haar heen slaan, mijn hoofd op haar schouder leggen, maar in plaats van haar lichaam voel ik alleen maar lucht. Ik kijk haar aan. Ze staat nog steeds op de zelfde plek, maar mijn armen zijn door haar heen gegaan. Met grote ogen van schrik kijk ik haar aan. Geschokt doe ik een kleine stap achteruit. Met een schok dringt het tot me door: mijn moeder leeft niet meer, wat hier voor me staat is niets anders dan een geest. ‘Eigenlijk mag ik niet met je praten. Ik kan ook niet veel langer blijven. Ik wilde je alleen waarschuwen….’ Tranen stromen over haar wangen, en mijn eerste traan valt ook naar beneden. ‘Ik ben de eerste geest die je ziet, maar je zult er binnenkort veel meer zie. Onthoud dat jij altijd de baas bent. Ze kunnen je niets doen. Als je het wilt, kun je ze altijd wegsturen…. Ik moet nu gaan….’ ‘Wacht! Wat bedoel je? Ik snap het niet.’ Ze wuift met haar hand, en dan is ze weg, lege lucht achter zich latend. Een paar keer roep ik haar. Er gebeurt niets. Geen stem, geen kuchje, helemaal niets. Ik zak op mijn knieën, tranen stromen over mijn wangen. Als ik snikkend opkijk, zie ik opeens overal mensen. Ze lopen langzaam naar me toe, maar hun voetstappen maken geen geluid. Terwijl de tranen blijven stromen kijk ik op, ze allen een voor een aankijkend. Mijn blik is vastberaden, klaar om ze weg te sturen…
Reageer (1)
Woow, suuper mooi!<'3
1 decennium geleden