Hoofdstuk 7.
Ik werd wakker van de wind. Er woedde een storm. Ik opende mijn ogen en hief mijn kop op. Buiten sneeuwde het. Die dwarrelde niet naar beneden, maar werd door de lucht gesmeten. Sneeuwstorm, alweer. Dit had ik al meerdere keren meegemaakt. Het waren de minder fijne dagen. Ik kon niet blijven schuilen. Het diepste binnen mij zorgde ervoor dat ik door trok. Ik zette kracht op mijn poten en ik stond weer. Rechtop staan kon ik niet, daar was het hol te laag voor. Gisteren had ik dit hol bemachtigd. De vorige eigenaar was een vos. Ik was veel groter dan hem en kon hem met gemak aan. Uiteindelijk was het beest piepend weggevlucht. Meer bewoners had deze met takken bedekte kuil niet. Waarschijnlijk was het ooit van muizen en heeft de vos, net als ik, de muizen verjaagd. Ik rekte me uit. Klaar voor de verdere reis. Ik kroop uit het hol en meteen kreeg ik een pak sneeuw over me heen. Het was een erg dikke storm. Veel kon ik niet zien. Mijn neus moest me maar zien te redden als het nodig was. Aan voedsel kon ik nu onmogelijk komen. Alle dieren gingen tijdens een storm schuilen. Wat logisch was, ik kon maar net met moeite vooruit komen. Het scheelde dat ik al behoorlijk volgroeid was en daardoor sterk in mijn poten stond. Mijn vacht zorgde ervoor dat ik niet onderkoeld raakte. Mijn neus gaf me toch nog enigszins zicht over de omgeving. Als er een beest in de buurt was, rook ik hem meteen. De storm verminderde mijn reukgebied wel. Ik liep tegen de wind in en kon daardoor alleen maar prooien van voren opmerken. Ik kon zo van achter aangevallen worden, maar bang was ik daar niet voor. Mijn aanvalskracht was behoorlijk verbeterd sinds ik nog een welp was. Als er iets gebeurde, was mijn reactievermogen tiptop. Dat betekende niet dat ik altijd gewonnen heb. Er zijn dagen geweest dat ik gewond liep. Mank. Al ben ik nog nooit écht gewond geweest. Ik genas wel snel. De dag daarna kon ik weer normaal lopen. Zonder steken of pijn.
Nog steeds liep ik. Hoelang wist ik niet, maar het kon wel een halve dag zijn. Ik had honger. Er was niks mijn poten in gelopen. Wat ook niet zo gek was. Het was ook niet erg. Er is wel eens vaker voorgekomen dat ik een paar dagen zonder eten zat. Ik ging er niet dood van. Wel gaf mijn maag een leeg gevoel. Mijn poten gaven toch wel aan dat ik veel gelopen heb. Ik probeerde mijn ogen beter te openen om een schuil plaats te ontdekken. Ik bevond me op een open vlakte. Geen bomen, geen rotsen, helemaal niks. Er zat dus niets anders op dan door te lopen.
Reageer (1)
Goed geschreven! (:
1 decennium geledenJe maakt me wel steeds nieuwsgieriger, ik wil echt weten waar dit verhaal heen gaat, dus ga snel verder!