Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 8.
Ik was thuis en lag ik mijn bed. Ik trilde heel erg. Mijn vader lag nog in het ziekenhuis. Hij was in een levensgevaarlijke situatie, zei de arts voordat ik naar huis gebracht werd door een agent. De politie zocht overal in mijn huis naar aanwijzingen. Maar er iets niets gevonden. Wie had dit gedaan? Wat was de reden tot dit? Als mijn vader dood gaat heb ik niemand. Mama, was jij maar hier. dacht ik. Waarom heb je ons verlaten? Wil je dan niet weten hoe het met je eigen dochter is? Ik heb haar nodig, dacht ik. Opeens ging de telefoon. Snel veegde ik mijn tranen weg, nam een slok water en nam op. ‘Met dokter Roosbergen.’ zei de man. ‘Ja, met Darcy. Is er al nieuws?’ Het was even stil aan de andere kant. ‘Ga even zitten, Darcy.’ Ik plofte op mijn bed. ‘Ik zit.’ zei ik. Ik was bang. ‘We hebben het geprobeerd, Darcy.’ zei de arts. ‘Maar het was niet genoeg. Je vader is overleden.’ De telefoon viel uit mijn handen. Het ketste op de grond en het geluid weergalmde door het huis. Het enige wat ik nog hoorde was de dokter die vroeg of alles oké was. Ik reageerde niet. Het drong niet tot me door. Ik viel huilend op bed. En viel langzaam in slaap.
Reageer (4)
verderr!
1 decennium geledenArme !
1 decennium geledenSnel verder <3
Mooi geschreven x3
-xxx-
Snel verder Ö
1 decennium geleden