Hoofdstuk 2
Toen ik wakker werd lag ik nog steeds tegen de boom aan, ik voelde iets nats druppelen op mijn gezicht. Ik deed mijn ogen knipperend open, en keek omhoog. Op een tak boven mijn hoofd, zat een klein aapje. Het aapje had een vrucht in handen, en het vruchtsap drupte op mijn hoofd.
‘Hé’ riep ik uit, en ik probeerde mijn gezicht schoon te maken. Ik merkte dat dat niet lukte, dus stond ik op en liep naar het einde van de open plek. Ik liep door de bomen door en ging naar het dichtstbijzijnde meertje, en ging daar weer op mijn knieën zitten. Ik haalde mijn handen door het meertje, en vreef mijn handen over mijn gezicht. Ik keek in het water, en zag mijn gezicht in het water. Mijn blauwe ogen kwamen nergens vandaan in deze familie, mijn haar was licht bruin en krullend bij ieder ander was het glad. Mijn moeder en zus hadden beide groene ogen, en blond glad haar. Haatte mijn vader me zo, was ik een vreemdeling in dit gezin. Ik voelde me een buitenstaander, en alleen. Toen ik klaar was met mijn gezicht wassen, liep ik naar de rand van het bos, en ik zag dat er soldaten bij ons huis stonden. Vanaf een afstand herkende ik mijn zus, ze praatte met de soldaten. Ik liep naar de zijkant van het huis, en ging tegen de muur staan. Vanaf deze schuilplek kon ik horen wat ze zeiden, en ik was er niet blij mee.
‘Ja, ze is geadopteerd door mijn moeder. Mijn vader heeft haar nooit gemogen en daarom wou hij nog een kind. Hij haatte haar, kon het niet uitstaan dat zij er was.’ Zei Panthea
‘En toen ze ouder werd?’ vroeg de soldaat.
‘Ze werd steeds irritanter, en ging steeds verder en dieper het bos in. Vraag maar aan Peter, hij verteld je wel hoe raar ze is.’ Zei Panthea
Ik zakte in elkaar op de grond, en keek voor me uit. Al snel bedacht ik me dat ik hier makkelijk te zien, dus stond ik op en rende het bos in. Toen ik aan de rand was klom ik in de boom en wachtte tot het donker was, toen iedereen weg was en het donker was sloop ik naar het dorp. Toen rende ik naar de smid zijn gilde toe. Ik gooide steentjes op het raam van maarten, en al snel ging er licht branden in zijn kamer. Zijn raam ging open, en hij ging naar buiten hangen.
‘Peggy wat doe je hier? Je hoort hier niet te zijn’ fluisterde Maarten.
‘Sorry dat ik je wakker maak Maarten, ik wil iets van je gebruiken’ fluisterde ik terug.
‘Ik kom eraan, maak niet te veel geluid’ fluisterde Maarten.
‘Doe ik niet, kom snel!’ fluisterde ik.
Al snel hoorde ik gedempte voetstappen op de trap, en hoorde ik iemand bij de deur. Maarten deed de deur open, en wenkte me naar binnen. Ik liep achter Maarten aan, en wenkte dat ik moest gaan zitten.
‘Wat heb je nodig?’ vroeg Maarten.
‘Een dolk’ fluisterde ik.
‘Waarvoor? Waarvoor heb je dat nodig?’ vroeg Maarten
‘Ik ga weg, hier vandaan. Ik hoor hier niet thuis, ik ga het bos in. En ik heb makkelijkere kleding nodig, en een dolk. Daarmee zou ik me kunnen verdedigen, en jij was de eerste waar ik aan dacht.’ Zei ik
‘Kom op, zachtjes naar boven.’ fluisterde Maarten, we liepen de trap op. En gingen naar zijn kamer toe, hij wenkte me om te gaan zitten op zijn bed. Ik ging zitten en hij liep naar zijn kast toe, hij rommelde in zijn kast. Al snel kwam hij mijn kant op, en had hij een bundeltje kleren in zijn armen. Ik liep naar hem toe en stak mijn handen uit, en hij hield het bundeltje voor me.
‘Ik loop wel even de kamer uit en dan kan jij je omkleden, oke?’ vroeg Maarten
‘Dank je wel’ zei ik en ik liep naar hem toe. Ik kuste hem op zijn wang, en hij liep verdoofd uit mijn kamer. Ik pakte het pakje met kleren ,en verwisselde mijn jurk voor een overhemd en een broek. Hij had er ook een sjaal bij gedaan, ik deed die schuin om mijn middel. Toen Maarten weer terug kwam had hij een hes bij zich, die hij toen om mijn schouders heen deed.
‘Staat je goed’ zei Maarten
‘Dank je wel, dit houd je te goed van me.’ zei ik
‘Dat hoeft niet, neem me mee. Neem me mee naar het bos, dan kan ik je beschermen’ zei hij
‘Nee, dan ben je weg van je huis. Nee, dat sta ik niet toe. Ik ga alleen, asjeblieft. Ik wil niet dat je mee gaat, mag ik je dolk lenen’ Zei ik
‘Houd hem maar, dit is eigenlijk jouw dolk’ zei hij
‘Wat?’ vroeg ik
‘Deze dolk is bij jouw gevonden, toen je gevonden werd.’ Zei Maarten
‘Echt? Waarom wist ik dit niet?’ vroeg ik
‘Omdat ze dachten dat deze dolk betovert was, ik word opgehangen als ze erachter komen dat ik je dit hebt gegeven.’ Zei Maarten, en hij hield een gouden dolk voor mijn neus.
‘Oke oke, je mag mee.’ Zei ik
‘Dank je, hier is je dolk.’ Zei Maarten
‘Kleed je om, dan zal ik even buiten wachten’ zei ik
‘Je mag je dolk bij je houden, ik heb er ook een beneden. Ik zal die pakken, we gaan zo naar beneden.’ zei Maarten
‘Doei, tot zo.’ Zei ik, en ik liep de deur uit. Ik deed mijn hand naar voren met de dolk op mijn handpalm, op de dolk stonden rare tekens. Ik kon de tekens niet lezen, maar er was een woord dat ik wist. Peggy, dochter van de zee. Er prikte tranen in mijn ogen, en ik veegde ze snel af toen ik deurklink naar beneden zag gaan. Maarten kwam naar buiten in makkelijk reiskleren, hij nam me aan arm mee naar beneden. Daar aangekomen liep hij naar de werkkamer, en pakte zijn eigen dolk.
‘Deze is van mindere kwaliteit, en minder goed’ fluisterde hij
‘Maakt niet uit, bedankt dat je mee gaat’ zei ik terwijl ik zijn ogen zocht.
‘Kom laten we gaan’ zei hij
‘Maar weten je ouders nou waar je heen gaat?’ vroeg ik
‘Ik heb een briefje neergelegd, waarin staat met wie ik ben weggegaan’ zei hij
‘Weet je het zeker? Je mag ook hier blijven, dan kan je bij je familie blijven’ zei ik
‘Ik weet het zeker, je gaat niet alleen’ zei Maarten
‘Oke laten we gaan’ zei ik, en we liepen de deur uit. Maarten deed de deur dicht met een laatste blik op zijn huis, en zijn familie.
Er zijn nog geen reacties.