Chapter 8.
Ik keek mijn zus na toen ze weg liep, haar stappen boos en groot, iets dat helemaal niet bij haar paste. Wat was er met haar aan de hand? We waren allebei moe. We moesten ons allebei inhouden. En opeens, uit het niets, ontplofte ze.
We hadden altijd al een extreem sterke band gehad, die ervoor zorgde dat onze emoties door de ander versterkt werden. Als zij boos was, werd ik ook boos, en andersom. Als ze woedend was, zoals nu … Dan koste het me erg veel moeite om niet zelf te ontploffen.
Ik haalde mijn handen door mijn haar en wreef even over mijn schouders, die gespannen stonden door de ruzie met Cat.
Het duurde even voor ik me herinnerde dat er mensen in een coupé op ons zaten te wachten. En aangezien het niet leek alsof Cat binnenkort terug zou komen …
Met een zachte zucht opende ik de deur van de coupé en stapte naar binnen. Even vervloekte ik alle verwachtingsvolle en nieuwsgierige gezichten die me aankeken.
‘Waar is je zus heen?’ vroeg de jongen met rode haren. Ik haalde mijn schouders op. ‘Ze voelde zich niet zo lekker, dus ze ging even op zoek naar frisse lucht.’
‘Oh.’ De jongen liet zich met een teleurgesteld gezicht achterover zakken. De brunette die naast hem zat, ik was haar naam alweer vergeten, wierp hem een nijdige blik toe. ‘Komt ze nog terug?’ vroeg Luna, buiten Harry Potter de enige in de coupé van wie ik de naam had onthouden, mede door haar vreemde oorbellen.
Ik haalde weer mijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Als jullie het goed vinden, ga ik haar even zoeken.’ Ik was niet van plan Cat echt te gaan zoeken, als ze in zo’n bui was kon ik maar beter heel ver van haar weg blijven, maar ik had geen zin om hier in mijn eentje te zitten en vragen te beantwoorden. Daar was Cat toch altijd beter in.
Zonder op een antwoord te wachten, glipte ik de coupé uit en schoof de deur achter me dicht. Even overwoog ik om echt op zoek te gaan naar mijn zus, maar lachte daarna hardop. Wat een idioot idee.
Ik aarzelde even terwijl ik van links naar rechts keek. Waar was de plaats ik zo min mogelijk mensen zou tegenkomen? Voordat ik ook maar een kant had kunnen kiezen, schoof de deur van de coupé naast me open en stormde er een meisje uit. Ze keek niet waar ze liep en knalde met een doffe klap tegen me aan. Ik wankelde niet eens, maar zij viel op de grond. In plaats van op te staan, bleef ze snikkend op de grond zitten, haar armen om haar benen heen en haar hoofd op haar knieën rustend. Met een ongemakkelijk gevoel staarde ik naar haar. Als ze nou gewoon op stond, kon ik me verontschuldigen en weglopen. Dat kon ik nu niet maken. Ik vervloekte Cat om de woede en irritatie die ze in me had gestopt en liet me op mijn hurken naast het meisje zakken. ‘Hé? Gaat het?’
Ze keek op, haar gezicht behuild. Ik had al vaker meegemaakt dat mensen geïntimideerd raakten door mijn uiterlijk, maar dit meisje was niet zo. Ik bestudeerde haar een fractie van een seconde. Zelfs met rooddoorlopen ogen en vlekken over haar hele gezicht was ze mooi. Blond steil haar, grote, groene ogen en een lichte huid.
‘Hij heeft het uitgemaakt!’ snikte ze, waarna ze haar hoofd weer op haar knieën liet zakken. Ik slikte moeizaam. Hoe oud je ook was, deze problemen bleven altijd lastig. Wat wilde ze nu van me? Voorzichtig legde ik een hand op haar schouder. Onmiddellijk leunde ze tegen me aan en drukte haar gezicht tegen mijn schouder. Ik trok een moeilijk gezicht en liet me omlaag zakken zodat ik naast haar zat. We versperden met z’n tweeën de smalle gang.
Na een aantal minuten, die voor mij ellenlang leken te duren, verminderden de snikken van het meisje. Uiteindelijk stopten ze helemaal. Ik moest mijn best doen om geen zucht van opluchting te slaken.
Het meisje ging rechtop zitten en veegde met haar mouwen over haar wangen. ‘Je ziet bijna niet dat je gehuild hebt,’ zei ik behulpzaam. Na al die jaren had ik één ding geleerd: dat was een vraag die meisjes altijd stelden nadat ze hadden gehuild. Altijd.
Ze keek me verschrikt aan, alsof ze nu pas realiseerde dat ze de hele tijd tegen een volslagen vreemde aangeleund had gezeten. ‘Oh mijn god, het spijt me heel erg, ik had niet door dat je …’
Ik lachte haar bemoedigend toe en ze bloosde. ‘Nou ja, wat ik bedoel te zeggen is… Sorry dat ik je shirt heb verpest. Ik keek omlaag naar mijn witte shirt en zag dat het onder de make-up vlekken zat. ‘Maakt niet uit. Ik moet me toch zo omkleden.’
Het meisje schoot verschrikt overeind. ‘Shit! Zijn we er zo?’
Ik haalde mijn schouders op en kwam langzaam overeind. ‘Ik weet het niet. Ik ben nieuw dus ik weet niet hoelang de treinreis duurt.’
‘Wat leuk! In welk jaar kom je?’
‘Het vijfde,’ antwoordde ik, terwijl ik probeerde mijn shirt een beetje op te knappen. Meteen betrok haar gezicht. Ik stak snel mijn handen in mijn zakken en glimlachte breed. ‘Ik ben Athan.’
Ik had gemerkt dat mensen hier de gewoonte hadden zich voor te stellen met hun voornaam én achternaam, maar ik was niet van plan daaraan mee te doen.
‘Ik ben Lena.’ Ze stak haar hand uit. Ik schudde hem. ‘Welke afdeling?’
‘Zwadderich. Weet jij al in welke afdeling je komt?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik heb geen idee hoe het hier allemaal werkt. Ik …’
Voordat ik mijn zin kon afmaken, stapte de blonde jongen die Cat en mij net geïrriteerd had, uit dezelfde coupé waar het meisje uitgestormd was. ‘Lena?’
Er zijn nog geen reacties.