--{-@(2)@-}--The sentence that changed my life.
´Rain! Wakker worden liefje!´ moeizaam opende ik mijn ogen, kreunde van de hoofdpijn die mijn gedachten lamlegde. Mijn oma, oud, gerimpeld en grijs, zat op mijn bed, streek me teder en voorzichtig over mijn haren. Het waren echter geen strelingen van liefde, maar strelingen van medelijden. Ik wist het verschil prima, en verwachte van haar ook niets anders. Ze verafschuwde me, niet zo erg als mijn opa, maar ik kon ook niet zeggen dat ze echt van me hield, redenen hadden ze er vast voor, maar ik wist ze niet. En eerlijk gezegd, had ik het al lang geleden laten rusten. ´Hoe voel je je?’ vroeg de vrouw me zachtjes, had haar handen weggetrokken en op haar schoot gelegd. Voor een seconde wilde ik zeggen dat het goed ging, maar toen leek ik pas echt te ontwaken uit mijn slaap, beukte de hoofdpijn nog erger, en kwam het zieke gevoel in vlagen op. Dingen die ik nog nooit geroken had vulde mijn neus, maakte alles alleen maar erger, prikkelden mijn vermoeide hoofd, en maakte mijn misselijkheid alleen nog maar erger. ‘Blijf maar liggen lieverd. Ik moet nu weg, ik moet nog wat dingen regelen.’ Zacht drukte ze een kus op mijn voorhoofd, vertrok daarna. Ze liet me verward en ziek achter, alleen in een wat altijd een rustige stilte was geweest. Nu hoorde ik echter alles behalve stilte. Ik hoorde vele dingen, dingen die ik niet zou moeten kunnen horen. De wind die door de bomen zong, klonk 2 keer zo hard, betoverde me met zijn lied, liet me in een soort trans zakken. Alle geluiden om me heen veranderden in gehuil, wolvengehuil. Het riep me, Het lokte me, ik moest er gewoon naar toe. ‘Rain!’ klonk het ineens waarschuwend, waardoor de lokkende zang abrupt afgekapt werd. Geschrokken keek ik op, merkte dat ik niet meer op bed lag. Ik stond bij een opengeschoven raam, maar ik kon me niet herinneren dat ik dat gedaan had. Alsof het raam in brand stond trok ik mijn handen weg, zette een stap naar achteren. Mijn lichaam trilde van angst, mijn hoofd was een chaos. In schok zakte ik door mijn benen, liet mijn handen door mijn haren glijden. Wat was er in godsnaam met me aan de hand? Tranen van verwarring rolden over mijn wangen wilden niet stoppen, tot er iets gebeurde. Iemand boog over me heen, leek me te willen beschermen tegen alles. Hij omhelsde me, wreef mijn tranen weg. ‘Shht… Het is al goed. Ik ben bij je. Alles komt goed…’ Een siddering schoot door mijn ruggengraat, waarna ik in een wanhoopspoging mijn neus in zijn shirt verstopte, om de geuren te stelpten. Ik was in paniek, ademde haastiger dan ik zou moeten. Met de wanhoop duidelijk in mijn ogen keek ik naar mijn broer op, stamelde de vragen die door mijn hoofd gierden. ‘Wat gebeurt er met me! Wat is er aan de hand!’ Alle vragen waren op mijn broer gericht, maar hij antwoorde niet, dwong me te kalmeren. Daarna stond hij op, wenkte me, een ernstige blik in zijn groene ogen, legde zijn vinger op zijn lippen. Begrijpend knikte ik, snapte dat hij wilde dat ik stil bleef. Mijn lichaam zat vol spanningen, en vragen, omdat hij zo geheimzinnig deed. Hij wist iets, hij wist wat er aan de hand was, maar kon er overduidelijk niet vrij over praten. Zo stil mogelijk slopen we naar beneden, Kiba voor ons uit. Bij de open keukendeur sprintte de wolf in een keer naar buiten, mij hield Esaya echter tegen. Hij spiekte om het hoekje, gaf me daarna een teken dat we gingen. ‘Esaya.’ Klonk het echter streng, toen de jongen een pas had gezet. ‘Je weet best dat ze niet naar buiten mag.’ Geërgerd rolde mijn broer met zijn ogen, draaide zich om naar mijn oma, die achter het aanrecht stond. Aarzelend ging ik naast hem staan, wachtte op een uitleg, een uitleg die ik niet kreeg. Vragend keek ik naar Esaya op, die rolde opnieuw geërgerd met zijn ogen, had een strijdlustige blik in zijn ogen. ‘Oma, ze stikt hier nog! Ze is geen gevangene. Ik blijf te allen tijde bij haar, en het is maar voor een half uurtje. Alstublieft… ‘ De oude vrouw zuchtte, draaide zich om zodat ze onze gezichten kon zijn en droogde haar handen af. Alle handelingen werden gedaan zonder dat haar ogen de onze lieten gaan. Ze bleven vooral lang op mij hangen, het gaf me een ongemakkelijk gevoel, liet me afvragen of ze iets door had. Uiteindelijk liet ze nog een zucht de ruimte vullen, draaide zich weer om. ‘Terug zijn voor het donker, en je verliest haar geen seconde uit het oog. Heb je me goed begrepen Esaya?’ Vragend keek ik naar mijn broer, die knikte, gaf haar geen moment om zich te bedenken. Gehaast sleurde hij me de deur door. Het voelde heerlijk om buiten te zijn, maar ik kon niet ontspannen. Er was teveel nieuwsgierigheid en teveel angst in mijn lichaam. Dat laatste werd alleen nog maar gevoed door Esaya en Kiba die de hele tijd achterom bleven kijken. Ze waren achterdochtig, wilde duidelijk niet gevolgd worden. Het prikkelde de nieuwsgierigheid alleen nog maar meer. Wat wilden ze bespreken? Wat was er zo’n groot geheim dat we het bos in moesten trekken? De vragen brandden op mijn tong, maar ze uitspreken deed ik niet. Ik wachtte geduldig af, volgde het tempo maar moeizaam. Op een rare manier voelde ik me ongelofelijk zwak, wilde het liefst gewoon gaan liggen slapen. ‘Dit moet ver genoeg zijn.’ Mompelde hij, op het moment dat mijn lichaam het echt niet meer aankon. Dankbaar zakte ik door mijn benen, liet mijn lichaam rusten op de kleurige bladerdeken. ‘Kiba, houd de wacht! Waarschuw me als er ook maar iets aankomt.’ Het grote witte dier sprong op, schoot het bos weer in. De spanning verdween er echter niet door. Schichtig liet de blondine zijn ogen door het bos gaan, waarna hij zich op mij richtte. ‘Rain, wat ik je nu ga vertellen is belangrijk. Ze willen niet dat ik het doe, maar ik vind niet dat ik die keuze heb. Beloof me echter dat je ze nooit verteld dat ik het gezegd heb anders zit je zwaar in de nesten.’ Langzaam kwam ik overeind, leunde op mijn handen, keek hem onderzoekend aan. Zijn blik was dwingend waardoor er een frons verscheen op mijn gezicht. Ik dacht er even over na. Als het zo geheim was, wilde ik dit dan wel weten? Wilde ik Esaya dan wel in moeilijkheden brengen? Maar aan de andere kant, als ik het niet wilde, hoelang zou het dan duren voor ik wist wat er aan de hand was? Na een moment wikken en wegen was ik er uit, knikte ik naar hem. De jongen wachtte echter nog even af, wilde dat ik er goed voor ging zitten. Zijn ogen boorden zich daarna in de mijne, lieten me niet los, waarna hij de zin uitsprak die mijn leven voorgoed veranderde.
‘Je bent een weerwolf.’
Reageer (2)
Dan schrik je je ook kapot!
1 decennium geledenWat een kut familie heeft ze eigenlijk; iedereen die het maar voor haar verzwijgd, behalve die broer dan.
Snel verder!
Toevallig
1 decennium geledenSnel verder (: