7. Boven
"W-wat?" bracht ik uit. "Een wéék?!" Ik greep het kussen van mijn bed. "Jij. Stomme. Sukkel. Ik. Ben. Een. Wéék. Weggeweest. En. Mijn. Broertje. Is. Helemaal. Alleen!"
Woedend ondersteunde ik elk woord met een slag van het kussen.
"Au! Hé, stop daarm- au!"
Ik stopte het kussen weer weg en sprong naar de deur. "Breng me onmiddelijk terug!" beval ik hem kwaad.
"Hé, ik weet niet waar je vandaan komt!" verdedigde hij zichzelf.
"Breng me dan terug naar waar je me hebt gevonden!" snauwde ik.
"Oké, oké!"
Zwijgend liepen we over de vuile wegen naar de plek van gisteravond. Pardon, van de avond een week geleden. Er werden hatende blikken op me geworpen, en ik vroeg me af waarom.
"Waarom kijkt iedereen zo naar me?" vroeg ik de jongen. Ongelovig keek hij me aan.
"Omdat je een mens bent, natuurlijk!" zei hij verbaasd.
"Waarom heb jij dan geen hekel aan me?"
"Heb ik wel, ik haat mensen. Maar ook mensen kan ik niet aan hun lot overlaten." Hij haalde zijn schouders op.
"Dus jij hebt me die avond gered?"
"Zo kun je het noemen, ja. Persoonlijk noem ik het liever 'te hulp schieten'."
"Ah." Een tijdje was het stil. Aandachtig bekeek ik hem. Naar menselijke maatstaven was hij best wel... knap. Naar de maatstaven van -hoe heette het ook alweer, Ka'Uhlam-Sin ofzo? Naar de maatstaven van deze stad wist ik niet of hij dat was.
Zijn paarse ogen, die strak voor zich uit keken en aantoonden dat hij me zou negeren omdat ik een mens ben, vielen erg op. Misschien droeg hij lenzen.
"Waarom zijn je ogen paars?" flapte ik eruit. Ik bloosde.
"Vraag jij altijd zoveel?" vroeg hij gepikeerd. Ik antwoordde niet. "Omdat ik een weerwolf ben. Jemig, kom jij van Boven ofzo? Je weet echt níéts!"
"Wat is Boven?" Vreemd genoeg werd ik niet eens bang voor hem. Misschien later, als dit wat echter aanvoelde. Mocht ik hier ooit terugkomen.
"Daar waar jij vandaan komt, blijkbaar." Hij rolde geërgerd met zijn ogen en stond stil. "Hier was het."
Ik keek omhoog. Daar ergens kwam ik vandaan. De jongen volgde mijn blik en kreunde.
"Je komt echt van Boven, hè?"
Ik knikte. "Ik geloof het wel, ja."
Hij zuchtte diep. "Laat me raden, ik moet je ook naar boven helpen?"
"Eh..."
"Laat maar zitten." Hij floot op zijn vingers. Er gebeurde niets.
"Waarom...?"
"Wacht nou maar af." En inderdaad, even later, kwam er iets groots naar beneden glijden. Ik slikte toen ik zag wat het was. Het was een soort gigantische spin, maar dan met wel twintig poten en één oog. En niet harig, wat de meeste grote spinnen wel zijn. Deze spin had schubben. Rode schubben.
"Is dat... Is dat... Een spin?" piepte ik.
"Nee, dat is een Burrab. Ben je er bang voor?"
"Ja," knikte ik angstig.
"Mooizo." Hij glimlachte. Ik slikte. Dit was niet leuk. Dit was helemáál niet leuk.
"En wat doet dat... ding hier?" vroeg ik dapper.
"Jou naar boven brengen, natuurlijk!"
"Oh. Eh. Kan dat niet... Anders?" hoopte ik.
"Nope." Hij maakte een plop-geluidje bij de 'p'.
"O."
Reageer (2)
JEEEJ!
1 decennium geledenSpinnetje!
-oké, ik ben een beetje melig geloof ik-
Als ik haar was, zou ik ook niet blij zijn. Helemaaaaal niet blij, zelfs.
Snel verder!
haha, leuk! Op zich moet ze die lekkere gast gewoon gaan daten.
1 decennium geleden