Gevaar

Het zocht me op en vond me telkens weer. Gevaar, angst. In tegenstelling tot andere dingen waar ik vaak mee in contact kwam, was gevaar iets waar ik niet aan gewend raakte, het was onvoorspelbaar, en kwam telkens anders vermomd, verstopt in iets kleins, of zelfs in iets liefelijks. 
   De onmogelijke situatie waarin ik me nu bevindde, was echter totaal niet liefelijk. 
   De geknutselde, papieren figuurtjes die op de ramen van het klaslokaal geplakt waren keken op ons jonge gezelschap neer. De meeste waren kleuters, en dat was ook de reden dat ik me groot  probeerde te houden. Ik was hier op Jared na  de oudste, van de gijzelaars tenminste. Ik zat in kleermakerszit op de grond, met mijn hand naar achter gestoken waar hij stevig werd vastgehouden door Jared. We trilden allebei, en deden geen moeite om dat te verberegen aan de ander. We hadden geen geheimen meer voor elkaar.
   We waren niet de enige die het moeilijk hadden. De kleuters, waarvan ik sommigen bij naam kende, lagen verslagen op de grond en huilden. Ik had de kleine Suzanne al een paar keer om haar moeder horen roepen. Haar zachte stem klonk schor en onverstaanbaar door het huilen en werd steeds moeilijker te negeren, elke keer dat ze riep.  Maar ik moest haar negeren. Ik mocht niet van mijn plek komen,  er werden  straffen gegeven aan iedereen die het de mannen moeilijker maakten om ons te gijzelen. Ze waren  er niet voor terug gedeinst de brullende kleuters te slaan. Ik had Suzanne best willen troosten, straffen hadden geen waarde voor mij,  ik werd er dagelijks mee geconfronteerd, was er zelfs gewend aan geraakt. Het enige wat me tegenhield haar te troosten, was dat de woede van de mannen mijn plannen om uit deze hachelijke situatie te komen ernstig zou beïnvloeden. Ik zuchtte en voelde de woede zich verspreiden door mijn lijf, alsof het samen met mijn bloed naar alle uithoeken van mijn lichaam werd verplaast.

Waarom juist nu? Alles viel eindelijk op zijn plek na die aanvaring van afgelopen november. Ik was maanden mezelf niet geweest, maar nu had ik mezelf terug gevonden, en mijn leven was perrfect. Mijn vader was weer terug in mijn leven, had me eindelijk geaccepteerd, en het allerbeste; ik had Jared. 
   Jared was mijn redding, de oorzaak dat ik mezelf weer was geworden,  we hadden elkaar echt gevonden. Ik kon nauwelijks geloven dat we elkaar nog geen maand kenden. 
   Stemmen haalden me uit mijn gedachten.
   Geen normale stemmen. Ruziënde stemmen. Het was een teken. Een bekende knop draaide zich om in mijn hoofd, ik was erop voorbereid, ik had hierop gewacht. De kinderen ruzieden niet, het waren de mannen. Ik kende deze situatie, ik wist dat ik snel moest handelen, en ook hoe. 
   Er was altijd zo'n moment. De vijand keert zich tegen zichzelf, een gevolg van de spanning, een zwakke plek voor hun, maar een goede stap voor ons. Plotseling had ik weer hoop. Ik glimlachte in mezelf, en kneep zacht in Jareds hand. Hij wist wat ik voelde, hoe ik dacht. Hij begreep het.
   "Dit is jou moment, wees snel." fluisterde hij. "En doe voorzichtig." hij klonk bezorgd. Net als ik kende hij de situatie, hij kende het gevaar.

Reageer (1)

  • NatteTosti

    woow. De rillingen van de spanning lopen over mijn rug. Heel erg mooi geschreven!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen