--{-@(Prologue)@-}-- A man with a skin as white as snow...
enjoy <3333
´Wolfje? Wolfje wacht!’
Met opgedroogde tranen op mijn wangen rende ik achter een grijsbruine schim aan, die een paar meter voor me door de bossen schoot. Ik rende zo hard als ik kon achter hem aan, maar het was onmogelijk om het dier bij te houden. Toch rende ik door, het was niet meer dan een spelletje voor me. Het duurde echter niet lang voor ik alleen achterbleef, besefte ik dat ik van het pad afgedwaald was. De strenge woorden van mijn ouders galmden in mijn hoofd. Waardoor ik in paniek nog harder begon te rennen. Ik rende en rende tot ik uiteindelijk bij een open plek uitkwam. Verstijfd bleef ik staan, ik herkende de plek niet, ging nieuwsgierig op onderzoek uit. Een zachte bries liet de grassen en bloemen wuiven, waardoor me ineens iets opviel wat ik niet eerder had gedaan. Er lag iemand, een jongeman met een huid zo wit als sneeuw en haar zo zwart als de nacht. Ik wachtte af, durfde niet dicht bij te komen. ‘M-meneer?’ stotterde ik. ‘Meneer?’ herhaalde ik mezelf, iets harder. Hij bewoog niet, gaf geen teken van leven. Met knikkende knieën stapte ik naar voren, liep op het levenloze lichaam af. ‘Meneer?’ mompelde ik, schrok van de kou van zijn lichaam toen ik hem heen en weer schudde. Ik raakte in paniek, schudde hem harder door elkaar. ‘Meneer, houd vol!’ Gehaast sprong ik op, rende zo hard als ik kon terug. Halverwege het pad werd ik ingehaald, gestopt en tegen een groot iemand aangedrukt. ‘Laat me nooit meer zo schrikken! Waar was je.’ Ik keek op, staarde met tranen in mijn ogen naar de bruine kijkers van mijn oudste broer. ‘Grote broer…Help, een man… Hij gaat weg!’ De jongen keek me geschrokken aan, snapte wat ik bedoelde. Hij tilde me op, begon te rennen. Hij vroeg me niets, rende de weg af die ik ook had gelopen. Toen we bij de plek kwamen waar ik gestopt was, was er van de man echter geen spoor meer te bekennen. Er was niets meer van wat ik gezien had, alleen de vriendelijk wuivende grassen en bloemen. ‘Waar…’ fluisterde ik zachtjes, rende de open plek op, naar een platgewalst stuk gras. Er was echter niets, niets wat herinnerde aan het levenloze lichaam. Met een smerig gevoel keek ik op naar mijn broer. Die liep op me af, omhelsde me. ‘Kom kleine, Dan gaan we naar huis. Hij was er blijkbaar minder slecht aan toe dan hij leek…’ Ik knikte, krabbelde overeind. Vlak voor ik weg wilde lopen, zag ik echter iets glinsteren in het gras. Snel griste ik het weg, sloot het stevig in mijn handen, ik zou het niet meer laten gaan, zou het later wel goed bekijken. Daarna tilde de grote jongen me op, zette me op zijn schouders, waar ik, na nog een blik geworpen te hebben, mijn ogen sloot, in slaap viel. Mijn vingers stevig om mijn gevonden schat geklemd.
Reageer (2)
Gah, snel verder!
1 decennium geledenIk denk dat ik al een paar dingen weet. Ik ga ze niet zeggen, want bij Hijo de la Luna had ik het fout.
Again: snel verder gaan!
YES, 'mijn' story, ben benieuwd (:
1 decennium geledenTitel is zeker goed, ik had er niet op kunnen komen hahah