Misschien was het omdat hij steeds lachte, omdat ik steeds lachte, dat ik het niet zag. Ik vond mijn leven perfect, ons leven, dus ook dat van hem, maar dat was het blijkbaar niet. De zon scheen op mij, maar niet op hem. Hij beschermde me tegen alle kwaad, maar werd zelf geraakt. Hij kreeg alle negatieve gedachten en handelingen, enkel en alleen om mij te beschermen. Als ik had geweten dat dit het resultaat zou worden, dan had ik hem nooit alleen gelaten, had ik zijn bescherming geweigerd, maar ik wist het niet. Ik was blind.

Ik sloot mijn computer af en deed mijn jas aan. Pieter, een collega, vroeg of alle lichten uit mochten en iedereen stemde toe. Ik liep de deur uit en sloot de deur, want ik vond als eerste de sleutel van de voordeur van het gebouw. Ik moest naar rechts en de anderen naar links, dus ik zwaaide naar hen en zei tot morgen. Ik zocht mijn gsm in mijn handtas en belde hem op, maar hij nam niet op. Ik kwam uit op zijn voice mail. “Ik ga nu naar de kapper, in de koelkast staan aardappelen en nog groenten van gisteren, als je honger krijgt, kan je die eten. Als je naar de winkel gaat, kan je dan boter meebrengen? Ik ga een taart maken vanavond”, sprak ik in. Voor ik stopte met bellen, zei ik nog ik hou van je.
De kapper glimlachte naar het resultaat en ik betaalde hem. Ik duwde de deur open en bedankte hem nog eens. Glimlachend liep ik naar de auto, stapte in en reed naar huis. Hij had nog niet teruggebeld, maar misschien was zijn gsm weer uitgevallen en vond hij de oplader niet, zoals dat vaak het geval was. Ik parkeerde de auto op de oprit en ging ons huis binnen. Het was stil. De televisie stond niet aan, de radio speelde niet en de computer maakt ook geen enkel geluid. Vanaf dat moment werd ik ongerust, voelde ik mijn maag samentrekken en schreeuwde mijn hart dat er iets mis was. Ik wist niet wat, maar iets leidde me naar de kelder. Normaal kwamen we daar bijna nooit. Daar stonden grote koffers, die we op een lange vakantie meenamen, als er veel kleren mee moesten. Enkele goede wijnflessen en alcoholische dranken stonden in een kast, maar onze kelder was klein en meer kon er niet in. Ik liep de trappen af, deed de deur open en hield mijn adem in. Dit had ik niet verwacht, ik had veel verwacht, maar niet dit. Daar was hij, daar was zijn lichaam, want meer dan een leeg omhulsel was het niet.

Ik stond voor zijn graf. “Gevochten voor mijn geliefde”, stond er te lezen. Dat stond op het briefje, het enige wat bij hem lag, met die woorden, bijna onleesbaar geschreven. Het deed nog steeds pijn, zijn grafsteen te zien liggen, wetend dat zijn eens zo mooie lichaam nu verminkt moest zijn, bijna onherkenbaar. Het deed pijn, het vrat aan mij. Het was liefde.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen