Hoofdstuk 1.
Licht, de zon was op. Al kon ik dat niet zien. Het was mijn instinct. Want aan mijn zicht kon ik niet zien dat de zon op was. De sneeuw viel als een gordijn voor mijn ogen. Ik had het niet koud. Ik voelde de sneeuw ook bijna niet. De sneeuw lag als een soort deken over me heen en toch voelde ik alleen de druk. Zachtjes schuifelde ik richting de grote, zwarte, vage vlek voor me. Met moeite lag ik uiteindelijk in de gespleten, maar wel beschutte boom. Hier was het droog en was er geen wind. Ik probeerde mijn ogen te openen, maar dat ging niet. Ik probeerde te gaan staan, maar dat ging niet. Ik voelde wel dat ik niet de enige was die in deze boomholte zat. Iets kleins schoot langs me. Zo vlug als ik kon sloeg ik mijn poot in de richting van het beestje. Mis. Natuurlijk was ik niet snel genoeg. Ik voelde me zo slap. Ik had zo’n honger. De wereld waar ik nu in bevond was één grote vlek. Ik kon er niks van zien, ik kon er niks van horen en ik kon er niet in lopen. Ik vroeg me af of dit wel echt was. Het voelde zo onwerkelijk. De honger die voelde haalde me weer terug uit mijn gedachtes. Veel kon ik nu niet doen, ik legde mijn kop neer en suste weg.
Reageer (3)
Mooi geschreven!
1 decennium geledenIk weet nog niet of ik hem blijf volgen, maar ik geef het een kans en neem een abo. :]
1 decennium geleden"ik legde mijn kop neer en suste weg."
1 decennium geledenIk vind 't sussen erg mooi, maar ze is geen dier, toch? (ik neem zomaar aan dat het een "ze" is, ik heb 't eigenlijk volgens mij niet zien staan..) Dan kan je beter "hoofd" ipv "kop" neerzetten of een ander synoniem daarvoor.
Verder weer erg mooi geschreven en ik ben erg nieuwsgierig wat er nu gaat gebeuren, gauw verder, ik neem een abo! xx