4.1 Spiegelbeeld
Minimaal 400 woorden, er zit geen woordenlimiet aan!
Haar handen vormden een kommetje, proberend het water uit de kraan op te vangen. Ze slurpte het op voordat het allemaal tussen haar vingers door kon sijpelen en spuugde het weer uit in de hoop dat de nare smaak van maagzuur mee zou gaan. Echt ziek was ze niet, ze had echter zo ongelooflijk veel en hard gehuild dat naast tranen uiteindelijk ook haar maaginhoud zijn weg naar buiten had gevonden. Met haar handen leunde ze op de wasbak, haar gezicht naar beneden gericht, terwijl ze probeerde haar gedachten te negeren.
Ze keek op, recht in de spiegel tegenover haar. Bloeddoorlopen ogen, zwarte vegen mascara en glinsterende tranen. Ze haatte haar spiegelbeeld.
Ze haatte haar spiegelbeeld, ze haatte de beledigingen, ze haatte de vernederingen. Ze haatte dat ze de mensen die slecht over haar spraken niets anders dan gelijk kon geven. Ze was een mislukkeling, ze was waardeloos.
Ze pakte haar zakmes en wreef met haar duim over het dof glanzende, donkerblauwe materiaal voordat ze met haar korte, afgebeten nagels het kleine mesje eruit begon te peuteren. Een opgelucht gevoel stroomde door haar lichaam toen het mesje geheel uitgeklapt was en ze liet een zucht ontsnappen. Ze schonk haar spiegelbeeld nog een blik, maar wendde het zo snel mogelijk weer af. Ze verafschuwde zichzelf.
Heel lichtjes liet ze de vingertoppen van haar linkerhand langs het snijvlak gaan. Vijf ondiepe sneetjes ontstonden, uit een enkele welde een donkerrode druppel bloed op. Ze zag hoe de zwaartekracht er aan trok en het in de wasbak uiteen liet spatten. Bitter glimlachte ze toen ze zich realiseerde dat het helemaal geen pijn had gedaan. Haar verdriet was te aanwezig in haar gedachten om de pijn door te laten dringen.
Ze drukte de punt van het mesje op haar pols. Gemakkelijk boorde het zich door haar blanke huid heen. Bloeddruppels vormden zich rond het koude mesje, ze glansden in het felle licht. Langzaam bewoog ze het mesje naar de andere kant van haar pols, terwijl ze er zo hard als ze kon op duwde. Steeds meer bloed begon te vloeien, het stroomde over haar pols en drupte gestaag in de witte wasbak en daar helderrode sporen in achterlieten. Ze gaf er geen aandacht aan. Ze keek hoe het snijvlak zich steeds een stukje verder door haar huid heen baande. Het doorkliefde oude littekens en maakte nog ongeschonden huid kapot. Het puntje van het mesje was niet zichtbaar door de warme, rode vloeistof. In tegenstelling tot daarnet, voelde ze de pijn nu wel.
Ze glimlachte.
Door de pijn belandde ze in een soort roes. Het zakmes viel uit haar handen. Ze sloot haar ogen en genoot. Haar gedachten waren rustig. Eindelijk. Even vergat ze de beledigingen en vernederingen. Haar lichaam was te druk bezig met het verwerken van de pijn.
Zo’n roes duurde nooit lang. De pijn zwakte altijd af en haar gedachten zouden zich weer opdringen. Meestal gebeurde dit al na enkele seconden.
Ze opende haar ogen weer toen de roes bleef ondanks dat de tijd wegtikte. Het eerste dat haar opviel was de hoeveelheid bloed in de wasbak. Het was meer, veel meer dan gewoonlijk. Geschokt keek ze naar haar pols. Een diepe snee die onophoudelijk bloedde.
Als ze niets zou doen, zou ze op z’n minst flauwvallen, wist ze. Ze merkte dat ze licht in het hoofd begon te worden, maar weet dat niet aan het bloedverlies, maar aan de gedachten die door haar hoofd spookten.
Nog zo’n snee in haar rechterpols en het kon haar dood worden. Als ze haar verdriet in kracht omzette, was ze sterk genoeg om zichzelf te doden.
Ze had al vaker over suïcide gedacht, maar nog nooit was het zo dichtbij geweest. De roes waar ze nu nog in verkeerde was een voorproefje van wat ze zou voelen als ze ook in haar andere pols zo’n diepe snee zou kerven. Ze dacht aan de verlossing die ze dan hoopte te voelen.
Toch raapte ze haar zakmes niet op.
Altijd als ze aan zelfmoord dacht, vertelde ze zichzelf het niet te doen. Ze was nog zo jong, er was nog zoveel tijd voor haar leven om te beter te worden, ze wilde haar familie niet in de steek laten. Ze zou zich niet laten verleiden door de zoete smaak van de dood.
Wetend dat het bloeden zo zou minder, hield ze haar arm boven haar hoofd. In de spiegel zag ze hoe er af en toe een druppel in haar haren viel.
Ze haatte haar spiegelbeeld.
Ze raapte haar zakmes op.
Ze pakte een van haar lange lokken vast en vastberaden sneed ze er met het bebloede mesje een groot stuk vanaf. Als wat ze in de spiegel zag haar en anderen niet beviel, kon ze het beter veranderen. Fysieke pijn die de mentale pijn overwon gaf verlichting, maar was slechts een tijdelijke oplossing.
Weer voelde ze zich weer licht in het hoofd worden. Zeker nu ze haar arm niet meer boven het hoofd hield, verloor ze veel bloed. Vastberaden zette ze door en liet telkens een lok haar op de grond ploffen. Ze probeerde zo ook de beledigingen, vernederingen, onzekerheden en de haat achter zich te laten.
Met een scheef hoofd keek ze naar haar nieuwe spiegelbeeld. Haar haren die vroeger tot over haar schouders reikten, hadden nu lengtes verschillend van tot halverwege haar oren tot net onder haar kin. Plukjes piekten alle kanten op, enkelen negeerden de zwaartekracht geheel en stonden recht overeind.
Mooi vond ze het niet. Toch keek ze met een glimlach naar zichzelf. Ook een de spiegel zag ze de verandering van haar instelling. Ze haalde haar hand door haar kapsel, dat plakkerig was door het bloed. Voor het eerst sinds tijden was ze tevreden met zichzelf.
Zwarte vlekken ontstonden in haar gezichtsveld. Nog steeds met een glimlach op haar gezicht, viel ze flauw.
Er zijn nog geen reacties.