Proloog.
Het proces.

‘Professor dokter Katherine Alicia Temperance Maria Sharp, u bent van oorsprong Engelse. Klopt dit?’
‘Ja, edelachtbare.’
‘U bent hier in Amerika komen wonen voor uw werk, klopt dat?’
‘Ja, edelachtbare.’
‘U wordt aangeklaagd wegens het onwettelijk uitvoeren van een hartoperatie op een patiënt. Klopt dit.’
‘De pa-’
‘Klopt dit?’ vraagt de rechter nu, op een doordringende toon.
‘Ja, edelachtbare.’
De rechter wendde zich nu naar de andere kant van de zaal. ‘Irine Adler, heeft u hier iets aan toe te voegen?’
‘Nee, edelachtbare.’
‘Normaal staat hier een gevangenisstraf op, bent u zich hier van bewust, professor dokter Sharp?’ De rechter had zich ondertussen weer naar mij gewend.
‘Ja, edelachtbare.’
‘Maar omdat de ernst van deze kwestie niet zodanig schadelijk is, vragen wij u binnen een periode van dertig dagen het land te verlaten en terug te keren naar het land van herkomst. Zo niet, dan zullen wij helaas maatregelen nemen.’
Mijn aanklaagster, Irene Adler, stond op. ‘Protest, edelachtbare.’
‘Op grond waarvan?’
Ze bladerde even door haar papieren. ‘Als ik het goed heb, heeft u onwettig een hartoperatie uitgevoerd. Dit kan leiden tot de dood van een patiënt. Dat de patiënt het overleefd heeft, staat nu in uw voordeel.’
‘Protest, edelachtbare.’ Mijn advocate was opgestaan.
‘Protest gehonoreerd. Mevrouw Adler, de kans dat de patiënt zou overlijden op de operatietafel, of later als gevolg van de operatie, is meegenomen in het besluit dat professor dokter Sharp dertig dagen krijgt om terug te keren naar land van herkomst.’
‘Edelachtbare, u laat zomaar een moordenares rond lopen.’ zei ze, nu echt nijdig.
De rechter zette zijn leesbril af. ‘Mevrouw Adler. Er is onderzoek gedaan naar deze zaak en er blijkt dat professor dokter Sharp, zoals de naam al zegt, verstand had van zaken, maar er wettelijk niet toe bevoegd was. Heeft u nog iets nuttig toe te voegen aan deze zaak?’
Irene Adler perste haar lippen tot een dunne streep.
‘Heeft u nog iets toe te voegen?’ vroeg de rechter aan ons.
‘Nee, edelachtbare’ antwoordde mijn advocate.
‘Mooi.’ De lippen van de rechter vormden zich tot een glimlach en het verlossende hamertje sloeg op de tafel.
‘Zaak gesloten.’

Kern.
Deel I. Het afscheid.

Kwaad beende ik door de gangen van het forensisch instituut waar ik werkte. De rok van mijn mantelpak verhinderde dat ik nog grotere stappen kon zetten.
De deuren leken open te vliegen onder de kracht van mijn armen.
‘Hallo Kate.’ Ik gunde mijn collega, Sammuel Vaine, geen blik waardig en gaf geen antwoord.
‘Kate?’ vroeg hij weer. Ik negeerde hem weer.
‘Mevrouw Sharp?’ Nog steeds geen reactie van mijn kant.
‘Professor Dokter Katherine Alicia Temperance Maria Sharp.’
‘Wat?!’ zei ik geïrriteerd.
Hij grijnsde. ‘Eindelijk aandacht.’
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik nog een keer.
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Je bent wel erg agressief vandaag. Is de periode soms begonnen?’
Verwoed begon ik mijn spullen bij elkaar te rapen. ‘Nee, mijn periode is niet net begonnen. En nee, ik heb ook geen last van het premenstrueel syndroom.’
‘Wat is er dan, als ik vragen mag?’
Ik gaf geen antwoord.
‘Heb je vandaag nog geen koffie gehad? Heeft je vriendje het uitgemaakt?’
Stilte.
‘Is je huisdier overleden?’
‘Nee.’ gromde ik. ‘Erger. Ontslagen en het land uitgezet omdat ik iemands leven heb gered.’
‘Ontslagen en uit het land gezet omdat je iemands leven hebt gered?’
‘Ja, dat.’ zei ik, opeens compleet rustig geworden.
‘Heftig.’
Ik reageerde niet.
‘Zeg, Kate.’ vroeg hij.
Vermoeid draaide ik me om. ‘Wat is er?’
‘Ga je mee wat drinken onder?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, sorry.’
‘Echt niet?’
‘Echt niet. Ga maar.’
Hij klopte me even bemoedigend op mijn schouder. ‘Alles komt goed.’
‘Tegen de tijd dat je op mijn snijtafel ligt, zowel levend als dood.’ vulde ik aan.
‘De ene z’n dood is de ander z’n brood.’ antwoordde hij.
Ik glimlachte flauw. Dat was al een heel oude grap van ons.
‘Knuffel?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Kom hier.’ zei hij en gaf me een knuffel.

‘Wie is hier de schuldige.’ klonk opeens een stem achter me. Alan Hunt was een goede vriend van me.
Ik draaide me om uit de knuffel. ‘Ik.’ antwoordde ik.
‘Kate, -’ begon hij.
‘Nee, ik. Dit keer is het niemand anders dan mij. Jij niet, Sammuel niet. Ik.’
‘Het is dus waar?’
Ik boog mijn hoofd. ‘Ja, het is waar. Ik heb onwettig een operatie uitgevoerd.’
‘Katherine, hoe heeft dit kunnen gebeuren?’
‘Zal ik alsnog iets gaan drinken?’ vroeg Sammuel voorzichtig.
Ik knikte en Sammuel verdween door de deur naar buiten.
‘Kathy, hoe kon dit gebeuren?’
Voor het eerst dacht ik terug aan het moment waarop het gebeurde.

‘O God.’ De vrouw, van wie dit vandaan kwam, greep naar haar hart. ‘Help me.’ fluisterde ze. Haar ogen keken mij smekend aan. Toen was het gedaan. Haar ogen draaide naar achter en ze viel bewusteloos op de grond.
Even bleef het stil en toen begon de paniek. Verplegers renden door elkaar en schreeuwden tegen iedereen.
‘Maak een OK klaar.’
‘Haal een AED.’
‘Snel, regel een chirurg.’
Langzaam begon ik mijn haar op te binden en mijn sieraden in mijn zakken te steken. In paniek kwam een andere verpleger aan rennen. ‘Er is geen chirurg beschikbaar.’ zei hij.
Even leek het alsof niemand hem gehoord, maar toen werd het opeens stil.
‘Hoe bedoel je, geen chirurg beschikbaar?’ vroeg een andere verpleger.
Nog voor dat hij antwoord kon geven, stond ik op. ‘Ik doe het. Ik ben patholoog-anatoom, ik kan deze operatie doen.’
Het bleef stil.
‘Nou, waar wachten jullie nog op. Haal een brancard, breng haar naar de OK, ik kom er zo aan.’
Alles leek opeens weer op gang te komen. Er werd een brancard gehaald en de patiënt werd erop gelegd. Ik griste mijn handtas van de stoel, en liep achter de verplegers aan.


‘Ik weet het niet.’ fluisterde ik. ‘Ik weet het echt niet.’
Alan schraapte zijn keel. ‘Je weet toch dat hetgeen je deed onwettig is?’
‘O ja, en of ik dat weet. Ik weet ook dat als ik haar had laten liggen, dat ze het dan niet had overleefd.’
‘Hoe wist je eigenlijk hoe je zo’n operatie moest doen?’
‘Co-schappen.’
‘Oh.’
Het bleef even stil tussen ons.
‘Wat is nu officieel je straf?’ Het was Alan die de stilte durfde te verbreken.
‘Ontslagen op staande voet, en landuitzetting op een termijn van dertig dagen. Er was gevangenisstraf geëist, maar dat is niet gehonoreerd.’
Hij floot tussen zijn tanden door.
‘Door wie?’
‘Je kent haar.’ Ik was ondertussen terug gelopen naar de kast en haalde er een microscoop uit. De onderkant bevestigde dat deze van mij was.
‘Irene Adler, mijn geliefde buurvrouw?’
Verbaasd draaide ik me om. ‘Is dat jouw buurvrouw?’
Hij grijnsde. ‘Iets slechts van plan?’
Ik grijnsde terug. ‘Nu je het zegt. Zeg meneer Hunt. Zin in wat speurwerk?’
‘Mevrouw Sharp, het is me een eer. Met alle plezier.’

Deel II. De wraak

Met een plof liet ik mijn koffer op de grond zakken. Ik had de huur per direct opgezegd, om geld te besparen en Alan had me onderdak geboden. Ik keek eens rond. Het appartement was niet groot, en oorspronkelijk bedoeld om met z’n tweeën te wonen.
Een klagelijke miauw kwam uit het reishok van Peridoot, mijn kat. Hij was helemaal zwarte, op zijn ogen na. Zijn ogen waren zo groen als de maandsteen van August, Peridoot, was. Sommige zeiden dat we op elkaar leken. We hadden allebei zwarte haren en groene ogen, dat klopte tot dusver.
Ik hurkte neer voor de kooi en tilde mijn kat op.
‘Dat is een mooie kat.’ zei Alan. ‘Is hij van een bepaald ras?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Je bent nog steeds aangedaan door die beslissing van Irene Adler.’ constateerde hij.
Ik knikte.
‘Kom hier en laat mij je eens een knuffel geven.’ bood hij aan en spreidde zijn armen.
‘Mag Peridoot vrij rond lopen?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Waarom niet?’ vroeg hij blij. Ik liet de kat lopen en kroop in Alan’s sterke armen.
‘Ik ga je echt missen.’ zei ik treurig.
‘Fijn dat te horen.’
‘Niet grappig.’ mompelde ik.
Ik wurmde me uit zijn knuffel en net te laat zag ik dat ik de deur open had laten staan. Op dat moment glipte Peridoot de deur uit.
‘Peridoot.’ schreeuwde ik.
Dit werd beantwoord door een gil van buiten.
Alan snelde naar de deur om te kijken. Ik volgde hem.
Buiten stond Irene Adler. Vlak voor haar zat Peridoot op de grond in een verdedigende houding. Uit pure angst voor het beest stampte ze richting mijn kat. Peridoot die dat had mee gekregen, begon te blazen.
‘Ga weg, rotbeest.’ zei ze paniekerig.
Ik wurmde me langs Alan heen. ‘Mevrouw Adler, zou u mijn kat met rust willen laten?’ vroeg ik zo kalm mogelijk. Ik moest mijn best doen om niet lachen uit te barsten.
‘Is dat uw beest?!’ vroeg ze kwaad. ‘Haal hem zo snel mogelijk van me af. Bah. Stom beest.’
Mijn wraak zal zoet zijn.
‘U bent toch niet bang voor zulke lieve beesten?’ vroeg ik aardig.
‘Bah, niets anders dan rotbeesten zijn het. Lawaaimakers. Rotzooimakers. Zwervers.’
‘U toch ook? U zwerft toch ook het rechtsgebouw in en uit? En ondertussen gaat u dan eens hier lunchen en dan weer daar. Overal een beetje meepikken. Net zoals katten doen.’
Haar hoofd werd rood van woede.
‘Ik neem aan dat u ook wel eens romantisch naar de maan kijkt. Wellicht vaker dan dat mijn kat dat doet.’ ging ik onverstoord verder. ‘Bovendien kunt u wel aardig zingen heb ik vernomen van mijn beste vriend.’ Ik draaide me om naar Alan, maar die stond de gieren van het lachen en liep richting de deur.
‘Goed, mijn vriend is even niet aanspraakbaar. Maar snapt u wat ik bedoel?’
‘Sharp, haal die kat van me af!’ riep ze.
Glimlachend keek ik naar onder. ‘Als ik het goed heb, raakt die kat u met geen poot aan. Is dat correct?’
Ze knikte.
Ik pakte Peridoot op en liep naar binnen zonder haar nog een blik waardig te gunnen.
‘Kate.’ klonk vanuit de woonkamer. ‘Kate, kom eens.’
Behoedzaam sloot ik de deur en liet Peridoot lopen.
‘Wat is er?’ Ik was ondertussen al aangekomen in de woonkamer.
Alan stond op vanuit zijn stoel, klapte zijn laptop dicht en kwam voor me staan.
‘Professor dokter Katherine Alicia Temperance Maria Sharp, ik u moet iets bekennen.’
Hij had zijn handen ondertussen al op mijn heupen gelegd. Ik legde mijn armen op zijn schouders.
Zijn hoofd kwam dichter bij. ‘Ik ben verliefd op je.’ fluisterde hij in mijn oor.
Ik klemde mijn armen om zijn nek. ‘Ik ook op jou.’ zei ik.
‘Daar ben ik wederom blij om.’ zei hij, gevolgd door de beste knuffel die wij ooit gehad hadden.

Epiloog.

De terugreis.

Een hartstilstand is wereldwijd doodsoorzaak nummer een. Gevolgd door een beroerte op nummer twee en longkanker op nummer drie. Dat is een feit, men kan het verifiëren en niet ontkennen.
Net zoals men niet kan ontkennen dat gemiddeld 0,1 % van de bevolking te maken krijgt met een acute hartstilstand.
Het zijn de feiten, die ons de waarheid vertellen. Iedereen werkt met feiten. Een econoom op een beurs, een docent in de klas, en ik. Alleen moet ik de feiten zoeken. In een lijk om precies. Of dat niet vies is, vraagt men mij wel eens. Ik schud dat mijn hoofd. Nee, ik heb er destijds voor gekozen en ik heb er nu nog steeds geen spijt van.
Of misschien toch, soms. Ik kijk naast me. Alan Hunt ligt naast me in zijn stoel te slapen. Glimlachend kijk ik terug. Een stewardess kondigt aan dat we onze riemen moeten vast maken omdat we zo gaan landen.
Zenuwachtig pulk ik aan mijn verlovingsring die ik eerder die dag had gekreen van Alan. Lachend druk ik me achterover in de zachte vliegtuigstoel.
Nee, ik heb absoluut geen spijt van de beslissingen die ik in het verleden genomen had.

Reageer (1)

  • Holmes

    Je hebt voor de finale een origineel stuk verzonnen. Je hebt de opdracht naar je eigen had gezet en wat eerst hopeloos leek, op een goede manier doen eindigen. ook de manier van wraak nemen vind ik goed gevonden.
    Toch blijf ik met een beetje een teleurgesteld gevoel achter. Ik kan de vinger niet op de zere plek leggen, maar ergens heb ik het gevoel dat je niet het onderste uit de kan gehaald heb. Ik hou van het idee en je schrijfstijl en de vormgeving, maar toch ontbreekt er iets naar mijn gevoel.
    Toch een mooie laatste inzending.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen