Hoofdstuk 14
Als ze zien dat ik er ook bij ben pakken ze hun toverstok en richten die op mij. Ik ren op vampiersnelheid langs ze en jat hun toverstokken. Ik heb ze nu allemaal behalve één, die van Voldemort zelf. Ik voel opeens iets kriebelen bij mijn voet. Als ik er naar kijk zie ik dat er een slang in probeert te bijten. Ik geef de slang een trap en zie dat de slang aan de andere kant van de kamer tegen de muur valt. Ik draai me weer om en zie dat Voldemort nu ook zijn staf op me heeft gericht. “ Tom toch wat is er met je gebeurt waarom doe je al deze mensen dit aan? Waarom wil je zo graag met zwarte magie omgaan? Waarom doe je mij, mijn familie, maar vooral jezelf dit aan? Als je nooit met de zwarte magie was begonnen had je nu een vrouw en misschien zelfs een zoon gehad waar je nu trots op zou zijn en een gelukkig leven had.” zeg ik rustig terwijl ik naar hem toe loop. Ik zie dat hij aan het nadenken is en dat alle dooddoeners me verbaast aan kijken. Als ik bij hem ben duw ik zijn stok naar beneden zodat hij niet meer op mij is gericht. “ Ik wil wraak op Potter hij heeft mijn leven verwoest. En alle dreuzels en modderbloedjes” Zegt hij. Hij maakt een gebaar naar de dooddoeners dat ze de kamer moeten verlaten als ze weg zijn richt hij zijn stok op de deur en spreekt er een spreuk over uit. “ Waarom? Omdat je moeder verliefd werd op een mens. Omdat je dankzij je vader in een weeshuis belande omdat hij niet eens wist dat hij een zoon had? Als je hem niet vermoord had dan had hij vast en zeker gewild dat je bij hem kwam wonen en was hij trots op je geweest. Als je hem samen met Perkamentus had gezocht en had verteld dat je zijn zoon was dan had je nu een hele lieve vrouw waar je met heel je hart van had gehouden en zat je nu op een veranda naast je vrouw te kijken hoe je kleinkinderen vrolijk rondrennen door de tuin en was je gelukkig nu.” Vertel ik hem zacht. Hij kijkt me aan. “ Ze had nooit van die dreuzel mogen houden. Dan had ik niet in een weeshuis gewoond en was zij nooit gestorven.” Zegt hij zacht. Ik weet dat hij verdrietig is en ik geef hem een knuffel. Hij verstijfd even en legt dan stijfjes zijn armen om me heen. “Maar Tom toch dan was jij er nu niet geweest en had zij nooit echte liefde gekend. En ik weet dat er iemand is die van je houdt misschien moet je het gewoon een kans geven en kan je alsnog gelukkig worden en een gezinnetje krijgen. Dan heb je wat je nodig hebt en nooit hebt gehad. Liefde.” Zeg ik en laat hem los. Hij knikt. “ Maar hoe weet jij dit allemaal en wie ben jij?” Vraagt hij me dan. “ Ik weet meer dan je denkt Tom en ik ben iemand die onbelangrijk is. Je hoeft mijn naam niet te weten maar ik moet gaan. Ik hoop dat je de liefde een kans geeft en alle dreuzels en modderbloedjes ook. Ze zijn namelijk heel aardig als je maar ook aardig tegen hun doet.” Zeg ik. Ik zwaai nog even en verdwijnsel dan naar het bos.
Er zijn nog geen reacties.