Monster Hunters
‘Karen! Karen waar ben je!?’ Galmde de stem van een jongen door een schijnbaar verlaten stad.
De muren van de gebouwen waren afgebrokkeld, stenen lagen al jaren op de grond en de waarschijnlijk eens drukke straat was overwoekerd met mos. Niks wees erop dat hier de afgelopen tien jaar leven was geweest. Er lag zelfs geen afval op de straten, het enige wat er lag waren stukken cement en bakstenen. Gebroken stoeptegels en gebarsten asfalt.
Uit één van de verlaten stegen rende een jongen. Zijn korte bruine haren sprongen op en neer terwijl hij rende door de straat.
Zijn gezicht was verborgen achter een masker wat zijn neus, ogen en voorhoofd bedekte, het masker was rood van kleur met een zilveren edelsteen naast zijn rechteroog.
‘Karen!’ schreeuwde hij nogmaals, dit keer wanhopiger.
Midden op de straat stond hij stil, hijgend en rond kijkend met zijn armen gespannen langs zijn lijf.
Een vallende steen verschrikte hem en hij balde zijn hand tot een vuist en opende hem razendsnel weer waarna een zwaard in zijn hand verscheen.
‘Toon jezelf!’ sprak hij, met vaste stem, die de wanhoop van zoeven perfect verborg, en hij pakte het zwaard ook vast met zijn linkerhand, zodat hij steviger in zijn handen lag voor een aanval. Alsof hij dit al duizenden keren had gedaan.
Uit één van de verlaten gebouwen kwam een laars tevoorschijn, bruin en met veters over de gehele lengte naar de knie.
De jongen uitte een opgeluchte zucht terwijl de rest van de persoon ook tevoorschijn kwam.
‘Godver Karen, waarom kom je niet als ik roep!’ sprak de jongen lichtelijk geïrriteerd terwijl hij ontspande en het zwaard verdween.
Het meisje wat uit de stenenhoop tevoorschijn kwam zette de handen in haar zij en kantelde haar hoofd naar één kant waarbij haar lange rode haren van haar schouder vielen.
‘Weetje Alex, als ik op onderzoek uitga om monsters te zoeken werkt het niet erg bevorderlijk om elke vijf meter te schreeuwen “hier ben ik”’ zei ze nors en haar ogen die ook onder een masker verscholen zaten knepen zich kort samen. Haar masker was groen met ook een zilveren edelsteen naast haar rechteroog, net zoals bij Alex.
De jongen, Alex sloot zijn mond en keek Karen stilletjes aan, ze had gelijk, dat wist hij, maar om zomaar uit zicht te verdwijnen was gewoonweg dom.
‘Aangezien de monsters nu toch wel weg zijn, laten we verder gaan,’ hoorden de twee ineens een derde stem zeggen.
Nog een jongen kwam aanlopen vanaf de andere kant van de straat, ook hij had een masker op, blauw dit keer, waaronder korte zwarte haren tevoorschijn kwamen.
‘Tino, waar was jij eigenlijk?’ zei Karen tegen hem terwijl ze naar hem toe draaide en langzaam richting haar vriend liep. Alex volgde ook gauw en de drie volgden de afgebrokkelde weg met voorzichtige passen.
‘Er is verderop een bos, ik ging zoeken naar sporen,’ was zijn simpele antwoord waarna hij zijn rechterhand tot een vuist balde en opende, een zwaard, langer en groter dan het zwaard van Alex verscheen en Tino pakte hem stevig vast.
Karen zag het gebaar en ook zij liet haar wapen verschijnen, een katana. ‘Ik neem aan dat je ze hebt gevonden.’ Zei ze, meer als een mededeling dan als vraag. Want als Tino zijn wapen trok was dat voor een reden.
Terwijl de drie liepen passeerde Alex zijn twee vrienden en ook hij liet zijn wapen verschijnen, nu de drie wapens waren getrokken lichtte het lemmet van elk wapen kort op.
Het bos wat Tino had gezien kwam in zicht en de ogen van Alex knepen zich kort samen. Afgebroken takken en dode bladeren sierden de rand van het bos. Hier waren monsters bezig geweest.
Nog geen minuut later stonden de drie voor de rand van het bos. Karen greep haar katana stevig vast in haar hand en ademde diep in en uit.
Alex, die zijn wapen opnieuw met twee handen had vastgepakt, deed hetzelfde, ‘Daar gaan we’ sprak hij stilletjes.
Reageer (1)
Omg eigenlijk moet je hier mee verder gaan.
1 decennium geledenHet klinkt echt goed. ;p