De Zweinstein Express
Eindelijk was het zo ver, het was 1 september en ik stond aan het station naar de stoomlocomotief te kijken: “Moet dat ding me naar Zweinstein brengen?” vroeg ik op mijn arrogantste toon (weeral )
“Ben ik met je eens, schoonheden zoals jij behoren wat meer comfort te krijgen” zei een stem achter me.. Ik draaide me om en moest toegeven dat de eigenaar van de stem verdorie een absolute hottie was.. Hij had een heeeel lichtbruine huid, lichtblauwe ogen en donker, een beetje krullend haar dat speels om zijn knappe gezicht hing Hij stak zijn hand uit: “Van Detta, Rodolphus Van Detta”
“Bellatrix” ik schudde de hand..
“Geen achternaam?”Hij trok een pruillip “Je bent toch wel van zuiver bloed?” voegde hij er op scherpe toon aan toe. “Ja tuurlijk!” riep ik beledigd uit “Zwarts, Bellatrix Zwarts”
“Ow sorry, ik dacht… nou ja gewoon, omdat je je achternaam niet wou zeggen en zo…Kan je het mij vergeven?” hij trok zijn pruillip weer en ik moest er om lachen. “nou ja, oké, je moest het controleren..” Rodolphus’ gezicht klaarde op “Mooi zo, zullen we een coupé gaan zoeken?” ik knikte “wacht even, Rodolphus! Mam, pap, ik ga met Rodolphus een coupé zoeken”
Mijn ouders bekeken Rodolphus argwanend “achternaam?” vroeg mijn vader.
“Van Detta, meneer” antwoordde Dolphus beleefd.
“Aha, een Van Detta” zei mijn vader goedkeurend “interessant, wel Bella, blijf uit de buurt van bloedverraders en modderbloedjes en zorg dat je in Zwadderich komt of zoek jezelf maar een andere thuis.”“Ja pa” zei ik “ik kom écht niet in de buurt van schorem zoals dat!! Kom Dolphus”
Er zaten al veel coupés vol, toen we voorbij 1 van de coupés kwamen zag ik Andromeda, kussend met dat modderbloedje Tops. Woedend gooide ik de deur van de coupé open en ze keken verschrikt op. Met een zwiep van mijn stok versscheen er een striem op Ted Tops’ gezicht en Andromeda heelde hem weer met de hare. Ik keek haar woedend aan en stormde weg. Rodolphus keek me goedkeurend aan. “Je bent getalenteerd,” sprak hij “non-verbale spreuken zijn niet simpel.” Ik glimlachte en we liepen verder. Helemaal op het eind kwamen we aan een coupé waar nog maar 1 jongen zat. Ik bekeek hem eens goed, hij was niet mis, maar niet echt mijn ding.. Hij had schouderlang witblond haar en heel lichtgrijze ogen. “mogen we erbij komen zitten?” vroeg ik. “Bloedstatus en namen?” vroeg de jongen. Dit was al een goed begin, dan was hij waarschijnlijk ook zoals ons “zuiver bloed, Rodolphus Van Detta” De jongen en ik stelden onszelf op hetzelfde moment voor: “Bloedzuiver, Lucius Malfidus” “Bellatrix Zwarts, bloedzuiver uiteraard” Toen weer samen: “Dus je bent een Malfidus?” Dus je bent een Zwarts?” “Ja, wat is daar mis mee?” “Niks”
Rodolphus keek van de 1 naar de ander en zei: “oké Bella, Lucius, nu kappen met dat tegelijk praten, het wordt eng!” Lucius en ik keken naar Rodolphus en toen naar elkaar en schoten in zo’n lachbui dat Rodolphus ook maar mee begon te lachen.
Na even rijden kwamen we aan in het station van Zweinsveld en we stapten uit.
Een grote man met halflang bruin haar stond op het perron en riep de eerstejaars naar hem.
Na 5 minuutjes stappen kwamen we aan een groot, inktzwart meer.
We gingen met 3 in een bootje zitten en dat begon uit zichzelf te varen. Aangezien wij alle drie van zuiver bloed waren vonden we dit niet vreemd maar één of ander modderbloedje in het bootje naast ons slaakte een gilletje. Ik nam m’n stok en wees naar het meisje. Die tuimelde achterover in het Meer. Rodolphus, Lucius en ik lachten ons dood terwijl die reus (waarschijnlijk de jachtopziener) die ons daarnet ook had geroepen het meisje uit het water hielp en zijn jas om haar heen sloeg. Hij keek ons aan en we probeerden onschuldig te kijken, maar ik weet niet of het echt was gelukt. In de verte doemde het kasteel op. Nu begon het avontuur pas echt!
Reageer (1)
YES eindelijk een verhaal waar mijn favoriete doodoenner in voor komt
1 decennium geleden