Moeizaam opende Liëne haar ogen. Ze kleedde zich snel om en dacht met een glimlach terug aan gisteravond. Ze had zo dicht naast Freek gezeten.
In de leerlingenkamer was het bijna uitgestorven, ook haar vrienden waren zo te zien al gaan ontbijten. Vrolijk liep ze de leerlingenkamer uit. Die vrolijkheid verdween echter als sneeuw voor de zon toen ze de hoek om liep. Liëne mocht dan wel in griffoendoor zitten maar ze was toch echt als de dood voor Malfidus die om de hoek stond. Ze wilde zich omdraaien en de andere kant op lopen, maar het was al te laat, hij had haar al gezien. Liëne had zich al omgedraaid toen die arrogante zak haar bij haar pols pakte en omdraaide. Met een gilletje sprong ze uit zijn greep maar kwam zo wel tegen de muur aan te staan. Daar maakte die zak natuurlijk goed gebruik van. Snel kwam hij voor haar staan en platst zijn handen naast haar hoofd. Als Liëne nu niet zo bang was geweest, had ze onder zijn armen door gekropen en was er zo snel als ze kon vandoor gerend. Het probleem was alleen dat ze van de angst verstijfd was.
“Ik zou maar niet gillen als ik jou was, of ook maar een poging wagen om te ontsnappen. Jij gaat nu even heel goed naar mij luisteren. De volgende keer dat je naar het schoolhoofd stapt zal, ik niet meer zo aardig zijn. Dus dit blijft ons geheimpje. Je vertelt aan niemand wat ik doe.” Malfidus boog zich naar voren en drukte zacht zijn lippen op die van haar. Dit voet verkeert dacht Liëne angstig. Zijn lippen voelde zo hard, terwijl hij ze zo zacht op die van haar gedrukt had.
Zo snel als zijn lippen waren verschenen waren ze ook weer verdwenen. Malfidus gaf haar nog een veel betekenende blik en verdween toen de hoek om. Liëne gleed langs de muur naar beneden. Ze trok haar knieën op en verborg haar hoofd daar tegen. Geruisloos begon ze te huilen. Ze had zich nog nooit zo hulpeloos gevoeld. Bang was ze ook wel maar in het weeshuis was ze wel eens voor engere dingen te komen staan.
Galmende voedstappen haalde haar uit haar gedachte, maar ze durfde niet op te kijken. Ze was bang dat het Malfidus was, of een van zijn vriendjes waarmee hij altijd door de gangen liep. Maar het was geen van beiden.
Toen de voetstappen stopte, en de stilte nog luider werd dan de voetstappen van net keek Liëne omhoog. Met deze persoon was ze ook niet blij dus besloot ze op te staan en rustig de kant uitlopen waar Sneep net vandaan kwam. Dan wist ze in ieder geval dat ze niet met Sneep hoefde te lopen.
Jammer genoeg was het geluk vandaag niet met haar. Sneep greep haar bij haar pols vast, wat er voor zorgde dat ze zich een ongelukschrok. Hij draaide haar voorzichtich om zodat hij zijn zwartte ogen in haar bruine ogen kon boren. Liëne vond de grond een stuk intressantenr dan zijn gezicht en keek daardoor ook naar de grond. “Kijk me aan” beval de stem van sneep koud, maar toch klonk er ook iets anders door in zijn stem, wat Liëne deed op kijken. Ze kon er alleen haar vinger niet leggen op wat het nou was.
Sneep keek haar net zo emotieloos aan als altijd. “Waarom huil je?” Liëne keek hem uitdagend aan. “Wat gaat u dat aan?” “Dat gaat mij heel veel aan” zij hij rustig. Liëne had echt het idee dat hij het wilde weten uit ongerustheid, maar die gedachte schudde ze snel van zich af. Sneep en ongerust, dat was zo’n Betje de raarste gedachte die ze ooit had gehad.
“Waarom zou ik dat soort dingen aan een wildvreemde vertellen?” Liëne had dit nooit zo grof willen zeggen maar ze was in de war en in paniek. Ze besefte ook niet echt wat ze ge zegt had. Alles leek als een waas voorbij te gaan.
Sneep`s greep verslapte en Liëne gebruikte dat moment om zich weer om te draaien en de benen te nemen. Ze hoorde sneep haar nog een keer roepen maar ze was de hoek al om.
Liëne voelde zich moe, niet door het rennen of het huilen, maar ze voelde zich alsof ze ieder moment in elkaar zou kunnen zakken door het gewicht van haar problemen. In haar slaapzaal liet ze zich op haar bet vallen en was niet van plan er ooit nog vanaf te komen. Voor het eerst dacht ze dat het weeshuis waar ze wonde zo slecht nog niet was. Hoe erg ze daar ook mishandeld werd.
Even later vloog de deur open en kwamen Liesbeth en Denise binnen gestormd. “Gelukkig we hebben je gevonden, je was al niet bij toverdranken en bij het ontbijt” begon Denise, maar ze werd meteen stil toen ze Liëne zag. “Wat is er aan de hand Lien?” allebei kwamen ze op haar bed zitten. Liëne was zo blij met deze vraag. Van ieder ander persoon had ze het waarschijnlijk vervelend gevonden. De woorden lagen al op het puntje van haar tong toen ze zich het dreigement van Malfidus herinnerde. “Ik voel me gewoon niet goed, dat is alles. Ik denk dat ik vandaag gewoon in bed blijf.” Alles wat Liëne zij was niet gelogen, ze voelde zich echt beroerd.
Denise en Liesbeth knikte allebei. “Speelt Sneep hier ook niet een kleine rol in Lien?” Liesbeth had ook voor een deel gelijk. Ze was zo zenuwachtig geweest voor toverdranken dat ze zich daar ook niet helemaal bij voelde, maar dat was lang niet zo erg geweest als nu. Liëne knikte alleen maar. “Ach, voor die vettige kwal hoef je toch zeker niet bang te zijn, hij is tenslotte wel je broer.”daar had Denise wel gelijk in, alleen wist ze niet of ze nu ineens minder bang was voor Sneep.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen