Het is nacht. Een tijd met vele betekenissen en daarmee vooral veiligheid. Zoals de mensen slapen onder de veilige deken van het duister, gebruiken de nachtdieren het als dekmantel voor de rooftocht in deze tijden. Maar de keerzijde van het muntje is dat het ook veiligheid bied aan de andere wezens. Monsters die de kinderen bang maken door in de kast of onder het bed te gaan schuilen, of zwakkeren overvallen die buiten bleven, maar ook rovers die zich veilig voelen in de nacht en vaak hun slag proberen te slaan.
Daarvoor is de wacht uitgevonden. Ridders die zich in de donkere nacht wagen om de zwakkere burgers te beschermen van belagers, ridders die ervoor kiezen hun vrouw en kinderen alleen te laten om ze te verdedigen bij de poort.
Soms horen de wachters bij een orde, een orde met eenzelfde doel, vaak het beschermen van een magisch voorwerp. Ook in deze nacht speelt het af bij een orde, genaamd The Knights of the Black Cross. Een orde gesticht voor het beschermen van verscheidene voorwerpen van macht, die in de verkeerde handen grote schade kunnen veroorzaken.
Hun vesting, Blackpoint Keep, staat op een schiereilandje aan de zee, omringd door kliffen van meters hoog. En doordat hij slechts een mogelijke ingang te voet te bereiken is, is het vrijwel ondoordringbaar. Over de verdediging tegen magie wil je nog niet eens over beginnen, want dat is angstaanjagend genoeg om kwade magiërs af te houden.
Toch is er iets dat durft binnen te komen, in de bossen vlakbij loert een duister figuur al enkele dagen naar het grote vestingstadje op de kliffen. Hij lijkt jong, ingeschat misschien net geen 18 jaar, maar de diertjes die in de bomen leven voelen zich totaal niet op hun gemak met hem. Hij kijkt kil, alsof het hem niks interesseert, maar wie door zijn koude blik en wezen kijkt, ziet dat hij echt iets op het oog heeft.

“Dus ja Rudolph, je kan begrijpen dat Thomas toch echt wel ver ging. Want je hoeft een executie niet zo lang te laten duren.” Zei de wachter tegen zijn collega en kameraad, Rudolph. Zij waren het die de poort moesten bewaken deze nacht.
“Klopt, Steven. Maar vergeet niet dat die Thomas pas kort weer bezet is na een lánge tijd. Laten we hem weinig schuld geven en kijken hoe het nu met hem loopt.” Rudolph grinnikte bij deze zin, hij had het goed met zijn kameraad en kon zo met gemak een nacht doorkomen. Ongeacht de gebeurtenissen.
“Haha, zeker weten dat we dat doen Rudolph, Thomas is soms redelijk amu-” Steven stopte met praten, greep zijn zwaard en schild en fluisterde snel. “Rudolph, een vreemdeling, sta paraat!”
Rudolph merkte de donkere gestalte nu ook en gehoorzaamde het advies, het was nu afwachten wat het duistere figuur van plan was.
De gestalte naderde dichterbij tot ze zijn gezicht konden zien in hun lampen. Een jongen rond de 1 meter 80, puur zwart haar dat zijn nek streelde en een paar koude, groene ogen die niet eens de wachters aankeken, maar naar de poort staarden. Hij was gekleed in alledaagse, zwarte kleding en droeg zwarte handschoenen, waar op de linker een patroon te zien was. Het was duidelijk geen alledaags figuur die een paar dagen in de herberg van de vesting wou huizen.
“Wie bent u?” Sprak Steven, die voor het gemak zijn wapens niet op hem richtte, zodat er geen misverstand kan ontstaan.
Er kwam geen reactie. Hij bleef stilstaan, keek wat rond en staarde heel kort Rudolph aan, die zijn duistere aura om zijn nek kon voelen.
Steven voelde het ook, hij richtte zijn zwaard op de nek van de vreemdeling, en herhaalde zijn vraag; “Spreek! Wie bent u, waar komt u vandaan en wat zijn uw plannen!?”
De vreemdeling opende zijn mond, en een lichte, hoge stem kwam eruit. Niet een piepstem, maar een hoge, vreemd mooie stem; “Mij zullen jullie niet kennen, ik kom van nergens en jullie laten mij binnen.” Herbij maakte hij stiekem een paar handgebaren met zijn linkerhand, en keek hij Rudolph kort aan.
“Laat hem maar binnen, hij is veilig.” Rudolph reageerde vrijwel direct op de gestalte. Hij stopte zijn wapens terug en liep naar de poort om hem open te maken.
Steven dacht anders; “Rudolph, is het in je bol geslagen!? Wie laat nou zomaar iemand binnen zonder ondervraging!? Jij was er daarstraks nog heilig van overtuigd dat dat moet!” Steven draaide terug naar de vreemdeling; “En jij, wie jij ook mag zijn, je krijgt nooit toestemming van mij, over mijn lijk!” Steven ging in een slis; “Wat heb je met hem gedaan?”
Rudolph draaide zich om en keek Steven onrustig aan; “Steven, hij is in orde. Hij is ongewapend en alles behalve een magiër, want hij draagt ook geen staf. Waarom twijfel je ineens aan mijn besluit?”

Het duurde niet lang voor er ruzie tussen de twee ontstond. Tot op het punt dat ze de wapens grepen en op het punt stonden om elkaar aan te vallen.
Toen plots enkele woorden klonken van de vreemdeling; “Chains of Shadow.”
Uit het niets verschenen enkele zwarte gaten rond de twee wachters, waar gelijk kettingen uit verschenen, gemaakt van hun eigen schaduwen, die ze ontwapende en ze zo op de grond wierp en vastbond dat ze niet konden bewegen.
“Ugh.. Wat is dit!? Deed jij dit, gedrocht?” Steven kon alleen naar de grond kijken, maar hoorde duidelijk dat ook Rudolph ongeveer hetzelfde schreeuwde. Ook hoorde hij voetstappen in de richting van de poort, die nu open is dankzij Rudolph.
Rudolph zelf, wist niet wat hem bezielde. in een flits vond hij hem in plaats van een potentieel gevaar, een veilige reiziger die hier slechts op bezoek kwam. Maar hoe kan dat? Waarom was hij ineens zo zeker van het omgekeerde, zo zeker, dat hij zelfs zijn collega en beste vriend durfde aan te vallen? Hij wist wel wat hij moest doen, hij schraapte zijn keel, en riep uit al zijn kracht; “Alarm! Indringer van maximaal gevaar! Laat de Battle Mages uitrukken op volle kracht!”
De vreemdeling keek om en keek kalm naar Rudolph; “Ik moet je bedanken, dat scheelt een heleboel tijd om je leger buitenspel te zetten. Je amuseert mij, ik zal je mijn naam delen, speicaal voor jou. Ik ben Edna. En nu, vaarwel en ga je goed. Ik heb een doel.” Edna draaide zich daarna om en ging de poort binnen, om niet terug te keren.

Het alarm was gehoord, en al snel vulden de straten zich met het leger en zijn krachtige magiërs. Ze hadden een omschrijving ontvangen van de wachtters, maar ze konden hen niet bevrijden. De magiërs gebruikte hun magie om andere bronnen van magie op te sporen, maar ze vonden niks buiten het normale. “Hij is duidelijk geen gebruiker van magie. We kunnen alleen wachten en toekijken waar hij opduikt, maar we vrezen dat wij geen verdediging hebben voor wat voor kracht hij ook mag bezitten. Dit is nieuw.”
Maar waar was Edna? Hij was niet van de domme, en sprong van dak naar dak. Hij maakte geen geluid, en als hij die maakte, kon het maar enkele centimeters ontsnappen voor het werd verzwolgen door de duitsere energie die om hem hing. Hij ging over de stadmuren en ging op de tempel af.
De tempel was met vele zuilen en veel marmer bekleed, er stonden beelden van belangrijke heren die voor de Knights of the Black Cross hebben gediend en binnen was er een gigantisch offer altaar met andere, kleinere altaren waar voorwerpen lagen in magische schilden. Op het altaar helemaal achteraan lag een glazen bal, waar vier lichten in dansten. Maar vergeleken met de andere voorwerpen was dat niks, want hoe kan een Orb met lichtjes interessanter zijn dan een zwaard gesmeed met het vuur van de oude draken?
Edna vond de Orb toch belangrijker, het is het enige wat hij hier ziet, de rest was nutteloos en zwak in zijn ijzige ogen. En dat is precies wat hij wil dat de Knights denken, dat hij voor de anderen gaat.

Edna bereikte de tempel. En zoals hij verwachtte, stonden er een handje vol Battle Mages klaar om hem te overmeesteren. Hij had ze gezien, maar negeerde ze toen hij landde. De Mages daarintegen gooiden meteen hun magie open en begonnen een spreuk op te roepen.
“Great Helios, God of the eternal Sun. Grant us a piece of your power and let us incinerate the foe. Let a rain of a thousand bolts of fire come down and furfill their purpose. Rain of Sunfire!
De lucht werd plots rood toen de zeven Mages ophielden met spreken. Direct nadat de lucht een rode gloed aannam, verschenen er honderden kleine vuurballen als een regen neervielen in de richting van Edna.
Edna was niet onder de indruk, hij deed slechts een kleine handbeweging met zijn hand en zei zachtjes; “Cloak of Darkness.” Op dat moment verdween hij is een zwarte deken van duisternis, om vervolgens uit de schaduw van een van de Mages te verschijnen, die meteen zes meswinden van schaduw, die als grote bladen van een zwart zwaard uitzagen met een geestige verschijning, door zich heen kreeg en zwaar gewond op de grond viel.
“Magie heeft limieten die de wereld al heel lang kent, Mages. Wat ik kan, daarentegen, is iets waar jullie geen verdediging voor kennen, jullie magische schilden werken niet tegen mij.” Edna sprak simpel en kil, voordat hij zijn linkerhand voor zich uitstak, waar gelijk een zwarte boog in verscheen. Hij nam hem vast en draaide zich om en had de Mages in zijn visier.
De Mages waren allen verrast. Ze keken stomverbaasd om terwijl de grond nog in vlammen stond van hun Sunfire. Ze zagen Edna met de boog op hen gemikt klaarstaan om te schieten. In reflex begonnen de Mages alweer aan een nieuwe Rain of Sunfire, maar het was tevergeefs.
Nog voordat ze de eerste zin hadden uitgesproken waren er al drie geraakt door meerdere pijlen en waren de anderen gestopt door Chains of Shadow. Edna draaide zich weer om en liet de boog weer in het duister verdwijnen en stapte de tempel binnen.

De tempel was van binnen gevuld met kostbaarheden en andere mooie versieringen. Het marmer was op verschillende plaatsen bedekt met een prachtig bloedrood tapijt dat een weg vormde naar de altaren. Edna hoefte niet om zich heen te kijken om te weten dat hier detectie magie verborgen was, dus moest hij snel handelen.
Hij liep naar het achterste altaar en hoefde weinig moeite te doen om de bol uit zijn schild te bevrijden. Het was duidelijk dat ze die bol inderdaad niet als grootste doel zagen voor rovers en hiervan profiteerde hij. Hij greep de Orb vast en liep uit de tempel. Edna hoorde mensen dichterbij komen, hij liep richting de klif waar de tempel op stond.
Het leger voelde het singaal van de tempel toen Edna er een stap in zette en nog een toen hij de Orb pakte. Toen ze aankwamen zagen ze net hoe Edna van de rotsen sprong, richting de klippen waar hij te pletter zou vallen. Maar ze hoorde geen geluid van een val. Toen ze de klif af keken zagen ze dat hij was verdwenen, samen met de Orb. De guards hadden geen idee wat hen was overkomen.

Reageer (3)

  • Jaeger

    Woow. Je kan supermooi schrijven! ^^

    1 decennium geleden
  • xJulliette

    Wauw, gewoon wauw.
    Ik had perongeluk op je account geklikt maar ik las toch je verhaal en ik zeg je, daar heb ik geen spijt van.
    Je taalschat, woordkeuze en gebruik zijn enorm goed. Alsof je een professioneel boek koopt in de winkel.
    Er komen vele vragen in me op, waarvan ik hoop dat die in de volgende hoofdstukken worden beantwoord.
    Eerst dacht ik dat de "slechterik" (ik ben er nog niet uit van wat hij helemaal is.) een omschrijving was van zijn schrijfer/maker. Als je het leest word je zo erg in het verhaal gezogen dat het voelt alsof je het mee kijkt en je net zoals de mages en bewakers je afvraagt hoe hij verdwenen is en waarheen.
    Zoals ik al zei Wauw. Ik heb er geen andere woorden voor ^^

    1 decennium geleden
  • kyoki

    OMG Edna is awsome!!!! lets kill some bitachez=D

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen