Het koningshuis.
Ik liep door de mist. Ik wist zeker dat er hier nog iemand was en keek zoekend om me heen. Al snel zag ik twee kinderen in een zandbak. De ene had een lichte, bijna doorschijnende huid en de andere een roestkleurige. Ze maakten samen zandtaartjes. Het meisje deed me aan mezelf denken en de jongen was net een jongere versie van Jacob. Plots riep iemand mijn naam.
Ik zag Charlie verschijnen en Billy stond naast hem. Op dat moment besefte ik dat Jake en ik die kinderen waren. Dit was een herinnering van vroeger. Het meisje–de zesjarige ik–keek op en liep naar Charlie. Ik glimlachte en draaide me om. Niet omdat ik niet wilde blijven kijken, maar omdat ik wist dat er nog meer te zien moest zijn. Al snel zag ik een oudere versie van mezelf.
Ik stond aan een aanrecht pannenkoeken te bakken. Ergens ging er een deur open en een oudere Jacob kwam binnen met een kleine jongen van twee op zijn schouders. De jongen had wilde zwarte krullen en chocoladebruine ogen. Hij had Jacobs gezicht en zo te zien mijn evenwichtsgevoel. Jake en Ejay werden gevolgd door een meisje van zes. Ze had stijl mahoniekleurig haar, gitzwarte ogen, mijn gezicht en droeg een boeketje bloemen met zich mee. Ze huppelde vrolijk naar mijn oudere ik toe en gaf haar de bloemen. Mijn oudere versie bukte zich om Abby een kus te geven en stopte de bloemen in een glas water. Het beeld vervaagde en ik hoorde iemand achter me. Ik draaide me om en keek in twee goudkleurige ogen. “Het is tijd,” mompelde een melodieuze stem. Ik nam de hand aan en wierp nog een laatste blik achter me. Ik schrok toen ik merkte dat er een spiegel stond. Ik keek recht in mijn nu bloedrode ogen.
Ik werd wakker en merkte dat we al in het vliegtuig zaten. Mooi dan hoefde ik dus niet te doen alsof ik zijn gezelschap op prijs stelde.
Ik keek uit het raam, het was al laat. "Ben je eindelijk wakker lieverd?" Ik voelde een golf van haat over me heen komen. Haat om zijn spottende toon, haat om de woorden die hij zei, haat omdat hij nog leefde terwijl Jacob… Tranen schoten in mijn ogen en ik bleef wegkijken. Ik zou hem het plezier niet gunnen om mij te zien lijden. "Over een paar uurtjes zijn we in Italië. Spannend niet?" Hoe kon hij zo’n vrolijke sfeer blijven veinzen? Plots voelde ik zijn lippen tegen mijn oor aan. "Vind je Voltera geen prachtige bestemming voor een huwelijks reis?" Ik voelde nog een vlaag woede maar ik weigerde het hem te laten zien. Hij verdiende het niet. Nog niet in de verste verte!
Ik hield mijn lippen stijf op elkaar en sloeg mijn armen overeen vastbesloten om zo de hele reis te blijven zitten. Als een standbeeld...als een vampier...
Het vliegtuig zette de landing in. Ik was in Italië, normaal had ik dit ongelofelijk opwindend gevonden. Ik was nog nooit in het buitenland geweest laat staan in een ander continent, maar nu wilde ik alleen maar naar huis.
De vampier sleurde me zowat mee naar buiten en toen we uit het zicht waren gooide hij me op zijn rug en rende aan een noodtempo weg.
Na zo even langs de weg gesuisd te hebben kwam er een grote stad in zicht. Ik had mijn ogen de hele tijd open gehouden en had wat last van wagenziekte. Hij stopte niet en ik kneep angstig mijn ogen dicht toen we tegen de muur dreigden te botsen de klap kwam echter niet en plots trok hij me van zijn rug.
"Zo Bella, we hebben geen tijd te verliezen kom mee." Hij sleurde me aan mijn arm door een gang en ik keek verward om me heen. We liepen door iets wat op een ontvangstruimte voor een chique bedrijf leek. Er zat een receptioniste aan de balie en ik schrok toen ik besefte dat ze net zo menselijk was als ik.
"Ik moet Aro, Caius en Marcus zien. Ik heb iets wat ze zeer interessant zullen vinden."
"U kan niet naar binnen ze zijn bezig." De receptioniste had zichzelf de moeite kunnen besparen. Hij luisterde niet en liep gewoon door een verborgen deur nog een gang door en toen stormde hij een grote zaal binnen.
In de zaal stonden verschillende tronen en op de drie grootste zaten drie vampiers. Ze waren anders dan de vampiers rond hen ze leken op de een of andere manier ouder. De vampier met de blonde haren keek geïrriteerd, de zwartharige vampier met de levenloze uitdrukking keek helemaal niet naar me en de laatste leek meteen geïnteresseerd.
"Wat heeft dat te betekenen?" Schreeuwde de geïrriteerde vampier. Ik negeerde hem en keek wat beter. Voor de drie die hier blijkbaar de leiding hadden zat een vampier te beven op zijn knieën. Ik had medelijden met hem.
"Rustig mijn broer. Deze jonge man heeft vast een goede reden om zo onaangekondigd binnen te komen vallen. Is het niet mijn jonge vriend?" vroeg de vampier die hier van de drie leiders duidelijk de leiding had. Ik was niet van plan me te laten doen en worstelde om los te komen. Ik dacht geen moment dat het wat uit zou halen, maar ik liet het graag duidelijk zijn dat ik hier niet uit vrije wil was. Dat was het enige wat ik kon doen. Mijn mening duidelijk maken. Misschien kenden deze vampiers wat medeleven en zouden ze mijn ontvoerder straffen voor ontvoering. Midden in mijn hopeloze ontsnappingspoging zag ik vanuit mijn ooghoeken een grote stevig gebouwde vampier hongerig aan zijn lippen likken. Ik stopte en keek hem aan. Hij knipoogde naar me en bekeek me alsof ik een uitzonderlijk smakelijke hamburger was. Probeerde hij me soms bang te maken? Ik wierp hem een strijdlustige blik toe. Wat kon mij nou gebeuren? Het ging tussen sterven en vampier worden. En op dit moment gaf ik de voorkeur aan dat eerste.
"Zeker heer." Hoorde ik Johannes zeggen. Hij liep duidelijk in zijn nopjes af op de leider en liet me daarbij los. Als ik omringd was geweest door mensen in plaats van vampiers had ik het op een lopen gezet, maar zelfs dan was ik waarschijnlijk gestruikeld of zo. Misschien zou ik me snijden en zou één van die vampiers me vermoorden. Plots besefte ik dat er iemand naar me toe was gelopen en keek ik op in twee angstaanjagend bloedrode ogen. Hij keek me aan met een uitdrukking die voor vriendelijk moest doorgaan, maar ik zag de machtzucht en begeerte duidelijk. Ik keek weg toch wel een beetje bang voor deze man.
"Dag Bella, ik ben erg vereerd je te mogen ontmoeten."
'Dat is dan niet wederzijds,' dacht ik.
"Mag ik mezelf voorstellen? Mijn naam is Aro en dat zijn mijn broers Marcus en Caius. Je reisgenoot heeft me net wat interessants verteld en ik vroeg me af of ik je hand even zou mogen vasthouden?" Hij reikte me zijn hand toe en wist mijn blik weer te vangen. Ik vertrouwde hem voor geen cent, maar wist dat ik geen keuze had. Hij nam mijn hand gretig en keek diep in mijn ogen. Zijn huid voelde onaangenaam. Ik werd er een beetje huiverig van. Hij keek me even aan en toen schoot er even iets van verbazing en ongeloof door zijn blik. "Interessant... Heel interessant, Johannes? Heb je er problemen mee als ik nog wat andere gaven uit test?" Alsof het wat uit zou maken als hij 'nee' zei, niet dat dat zou gebeuren.
"Geen enkel bezwaar heer," verzekerde Johannes hem.
"Alec? Zou je willen proberen om Bella en Emanuel te verdoven?" vroeg hij. Verdoven? Wat bedoelde hij daarmee?
"Ja, heer," zei een jongen die naast een meisje stond dat wel eens zijn tweelingzus zou kunnen zijn. Plots vertrok er een vreemde mist vanaf de plaats waar hij stond die gestaagd naar mij en de bange vampier - die blijkbaar Emanuel heette - toe kroop.
Ik keek naar Emanuel, hij stond te trillen van angst. Waarvoor kon een vampier in hemelsnaam bang zijn? Wantrouwig bestudeerde ik de mist die me omwentelde, maar niet aanraakte. Ik vond het vervelend en probeerde het weg te krijgen. "Het is goed Alec," zei Aro.
"Het lijkt me duidelijk dat Bella geen last heeft van je gave." De mist trok zich terug en ik zag Emanuel opgelucht adem halen.
"Jane liefje?" ging Aro verder. Het meisje naast Alec keek gretig op.
"Ja meester?" vroeg ze poeslief.
"Nee, alstublieft heb genaden," smeekte Emanuel. Waarvoor was Emanuel zo bang? Zouden we weer getroffen worden door zo’n gave? Ik wist niet wat mijn schild allemaal tegenhield. Wat nou als ik hier niet tegen bestand was?
Ik had niets tegen de dood, maar wat zouden ze allemaal met me doen voor het zover was? "Zou jij?" Jane knikte en keek eerst naar Emanuel die het volgende moment op de grond lag te spartelen. Ik snakte naar adem. Dat was het dus! Marteling. Dat kon ik niet laten gebeuren! Die jongen had hier niets mee te maken. Ik stormde naar hem toe en wierp me tussen hem en het meisje dat hem die helse pijn bezorgde. Ik keek het meisje aan. Het mocht van mijn part komen. Mij kon het niets meer schelen. Ik was alles kwijt. Ik zag via een weerspiegeling in het marmer dat Emanuel me dankbaar aankeek. Dat fabeltje van dat vampiers geen spiegelbeeld hebben was dus ook niet waar. Aro leek heel enthousiast over mijn ‘gave’.
"Goed Jane. Bedankt. Wees maar niet bang lieverd, ze heeft ons voorlopig allemaal weten te verslaan. Chelsea?" Dit leek wel zo’n keuring voor auto’s of zo.
"Ja heer?" Ik deed niet eens de moeite om te kijken wie er nu sprak.
"Ik zou het fijn vinden als je Emanuel en Felix wat beter met elkaar deed opschieten." Even later grijnsden Emanuel en de man die daarstraks naar me geknipoogd had alsof ze de beste vrienden waren.
"Goed dat is voldoende. En nu..."
"Heer als ik een suggestie mag doen?" Nee, geen suggestie van die kwal! Ik had wel door wat die Chelsea kon en ik had geen zin in zijn ideeën.
"Ja?" vroeg Aro nieuwsgierig.
"Misschien is het een goed idee om Bella's band met mij te versterken?" Ik voelde het gal opkomen. Voor geen goud!
"Je hebt het gehoord schat." Het viel me op dat Aro nogal graag de lievelingsoom uithing. Ik keek Johannes walgend aan. Ik moest niets van hem hebben en dat wist hij maar al te goed. Hij liep op me af en voor ik het wist drukte hij zijn lippen op de mijne. Als hij maar niet dacht dat ik dit liet gebeuren! Ik sloeg wild om me heen.
"Nou, niet gelukt zo te zien," mompelde Johannes lichtjes teleurgesteld, maar vooral zelfingenomen toen hij me eindelijk los liet.
"Renata?" Wat nu weer!? Ik keek naar Aro en zag een meisje dat er in verhouding met de andere vrij zwak en nietig uitzag naar Aro’s mantel grijpen.
Aro wenkte Emanuel en hij kwam naar hem toe. Tot mijn verbazing ging hij een paar meter verder plots de andere kant op, volledig verbaasd kwam hij tot stilstand drie meter te veel naar links. "Bella, mijn kind. Wil je nog even naar me toe komen?" Ik liep verward op hem af. Hoe sterk was mijn schild dat ik, een nietig mens, gaven kon weerstaan die super sterke vampiers op de knieën dwong? En als ik zo sterk was, waarom kon ik me dan niet verzetten tegen mijn gijzelaar.
"Fascinerend," hoorde ik Aro fluisteren toen ik voor zijn neus stopte. Ik keek hem aan en vroeg me af wat nu kwam.
"Mijn kind. Ik heb begrepen dat je heel wat verloren hebt en dat is zeer bedroevend. Zou je je bij ons aan willen sluiten? En meewerken aan een betere mooiere veiligere wereld?" Dat wilde ik absoluut niet! Ik had Jake beloofd dat ik naar de Cullens zou gaan en daarbij wilde ik niets te maken hebben met deze afschuwelijke martelpraktijken. Ik keek hem aan en raakte mijn ketting aan. Het was hem duidelijk.
"Dat vind ik zeer jammer. Mocht je je bedenken..."
"Sorry dat ik weer stoor heer," Niet weer hè! "maar eigenlijk was het zoals u weet min of meer mijn bedoeling om samen met Bella tot u wacht toe te treden. Ik wilde zeker zijn dat u haar kunnen volledig begreep zodat u wist hoe sterk ze nu al is en hoe sterk ze in de toekomst zal worden. Geef me een jaar en dan zal ze een trouw lid van uw wacht zijn...net als ik." Mocht hij willen! Aro keek me belangstellend aan en knikte. Ik vervloekte mezelf dat ik voor hem zo interessant was. Anders had hij misschien nee gezegd...
"Mooi dan zien we elkaar over een jaar weer," zei Johannes vrolijk.
"Ik zal jullie niet langer van jullie werk af houden." En met die woorden vertrok Johannes terwijl hij mij met zich meetrok.
Reageer (2)
Snel verder aub! :D:D:D
1 decennium geledenO: wat een viezerik!!
1 decennium geledenlove it!!
snel verder!!
X.