Hulp
Het is al een half uur geleden sinds mijn val, en nog steeds wacht ik op hulp. Natuurlijk kan het wel even duren, omdat we zo afgelegen hebben gewandeld, maar ze mogen van mij nu wel opschieten. Mijn handen zijn bevroren, mijn arm bloedt maar door en door, en ik heb de meest erge koppijn die ik ooit hebt gehad. Opeens hoor ik Tim's stem roepen:
'SELAH, BEN JE ER NOG?'
'JA, WAT IS ER DAN?'
'HET KAN NOG EVEN DUREN, EN IK GA MEE MET ROBERT. BLIJF WAAR JE BENT!'
Nee, wil ik roepen. Ga niet weg, Tim! Maar dat doe ik niet. Hij kan waarschijnlijk iedereen opfokken om mij sneller te vinden, want ik begin het erg koud te krijgen, en ik ben een beetje duizelig door het bloed verlies. Ik adem een paar keer diep in en uit en probeer te kalmeren. Oh, papa zal echt boos op mij zijn als ik straks thuis word gebracht. Ik moest sowieso al om 6 uur bij de auto zijn, en ook al kwam papa een uur te laat, dan zal ik alsnog te laat zijn. Chagrijnig probeer ik een beetje anders te zitten, maar door een kleine beweging met mijn linkerarm lukt het haast niet. Het bloeden blijft doorgaan en ik ruik het vieze roestige goedje in mijn neus dringen. Aha, ik heb het! Met mijn rechterarm maak ik voorzichtig de riem van mijn broek los en bind het onhandig om mijn bovenlinkerarm vast. Met mijn tanden span ik de riem aan en maak het vast zodat mijn arm afgekneld blijft. Zo verlies ik tenminste minder bloed. Ik hijg dankzij de stekende pijn, maar verzet me en probeer positief te blijven denken. Waarom moet mij dit nou weer gebeuren? Ik moet altijd schoonmaken thuis, hout verzamelen en koken... Papa gaat dit niet leuk vinden. Peinzend en ongeduldig wacht ik daar op hulp, maar na nog een half uur is er nog niemand. Ik word een beetje bang, het is haast tien graden onder nul, het begint te sneeuwen en overal om mij heen hoor ik geluiden. Mijn maag begint tenslotte te knorren en ik besluit om actie te ondernemen. Voorzichtig sta ik op, maar merk dat ik daarvoor mijn arm moet bewegen. Oké, dit gaat even pijn doen, denk ik in mezelf. Heel langzaam buig ik mijn arm in mijn mouw zodat het net een een mutella lijkt. Dan maak ik de riem om mijn linkerbovenarm los en bind hem over mijn schouder. Hij is nog net lang genoeg om om mijn pols heen te binden, en na 10 minuten van helse pijn is het gelukt om mijn arm in een hangende positie te houden. Dan sta ik op en staar naar boven. Het enige wat ik kan zien zijn de grove contouren van de berg en de bomen en ik roep:
'IS DAAR IEMAND?'
Het enige wat ik hoor is mijn echo die door het bos galmt. Ik roep nog een paar keer, maar er reageert niemand. Genoeg, ik heb lang genoeg gewacht hier. Ik heb honger, mijn arm is waarschijnlijk gebroken, ik bloed overal, ik ben gewond en ik ben misselijk door de val. Ik moet hulp zoeken, want ze hadden allang bij mij moeten zijn. Vastberaden loop ik tussen de bomen door rond de berg waarvan ik denk dat ik in het stadje terecht kom. Ik hoop dat ik de rotsgrotten weer zal zien, want dan weet ik tenminste dat ik goed op weg ben. De heldere maan verlicht gelukkig een beetje van het bos, want anders had ik een groot probleem. Ergens in de verte hoor ik een knal, zeker van een jager die het leuk vind om 's nachts te jagen. Nutteloze mensen. Papa jaagt 's nachts ook vaak, zodat hij onopgemerkt kan jagen en het ook een kick geeft. Leuk hoor, dieren neerknallen. Hoofdschuddend loop ik door. Mijn arm doet nog steeds pijn, en de misselijkheid word erger dankzij mijn honger. Het word steeds kouder en kouder, en ik ben haast bang dat ik niet meer gevonden word, maar ik geef niet op. Nee, ik overleef dit, hoe koud het ook word. Ik heb wel ergere dingen meegemaakt, zoals de dood van mijn moeder... Snel schud ik de gedachte uit mijn hoofd en probeer gedachteloos door te lopen, totdat ik bij een stuk kom waar het bergaf loopt. Wacht, dit klopt niet! We zijn de hele tijd afgedaald, dus ik hoor eigenlijk bergop te lopen! Nee, zeg toch niet dat ik al de hele tijd verkeerd liep!? Jammerend begin ik te huilen en kijk rond om een een stuk te vinden waar ik bergop kan, maar alles lijkt een afdaling te zijn.
'HELP ME! HELP ME ALSJEBLIEFT!'
Krijsend schreeuw ik de longen uit mijn lijf, hopend dat iemand mij hoort, maar ik weet dat het nutteloos is. De warme tranen druppelen over mijn wangen, en ik zak met mijn knieën huilend in de sneeuw. Ik snik en voel dat ik steeds zwakker word. De hoofdpijn begint erg irritant te worden, en de wond bloedt nog steeds. Alles lijkt verloren te gaan... Opeens stop ik met huilen en sta op. Ik ga het doen. Ik ga het gewoon doen. Ik loop die helling af, en zie wel waar ik terecht kom. Misschien is die afdaling er wel, omdat hier dichtbij de grotten in de buurt zijn, en dan heb je wel vaker een lagergelegen gedeelte. Ik doe het. Met al mijn moed loop ik naar het einde van het vlakke stuk en daal langzaam af. Soms glij ik een beetje uit, maar weet grip te houden aan de struiken en bomen die boven de sneeuw uitsteken. Glimlachend en volhoudend daal ik kleine stukjes af, rust even vanwege mijn arm, en ga dan verder. In het schaarse licht van de maan zie ik een groot stuk onderop dat het daar al vlakker word, en als ik het goed zie, zie ik verderop al een berg die hopelijk mij terugleidt naar het stadje. Met een beetje hoop zet ik het volgende stapje naar onder, maar ik voel dat de sneeuw onder mij wegschiet, en gelukkig kan ik me nog net vastklemmen aan een tak. Geschrokken probeer ik houvast met mijn voeten te vinden, maar net zoals bij de eerste val kan ik niets vinden. Dan voel ik een stekende en snijdende pijn in mijn hand, en zie dat ik een tak vol doorns vasthoud. Ik schreeuw het uit van de pijn en door de schrik laat ik de tak los. Ik voel hoe het licht onder mij word, en al snel donder ik de berg af. Kreunend door de pijn in mijn hele lichaam rol ik naar onder en beland dan op een kei die half uit de sneeuw steekt. Ik voel hoe het bloed naar allerlei wonden trekt in mijn hele lichaam, en het word zwart voor mijn ogen. Nee, blijf bij bewustzijn, verdomme! Ik probeer mijn ogen open te houden en mijn geest helder te krijgen, maar de duisternis verslaat het maanlicht, en ik raak buiten bewustzijn.
Er zijn nog geen reacties.