24. i finally found her
in ieder geval, hier eindelijk een kertje een stukje, en sorry voor eht misverstand!
enjoy!
Ik ijsbeerde door de huiskamer. Of, eigenlijk, fladderde heen en weer. Door mijn onrust waren mijn vleugels aan het fladderen, dus nu zweefde ik zo’n tien cm boven de grond.
Na ongeveer vijtien minuten werd Embry dit zat. Hij greep me bij mijn benen en trok me met geen enkele moeite naar beneden. Hij ging zitten op de bank en fluisterde kalmerende woordjes naar me toe, waardoor mijn vleugels al snel stopten en ik boven op Embry belande. Hij sloeg meteen zijn armen om me heen, en ik kroop (voor zover dat mogelijk was) dichter tegen hem aan.
‘Het komt allemaal goed,’ fluisterde hij opnieuw in mijn oor. Ik was nog steeds niet zo zeker.
Ongeveer een uur geleden was ik de trap afgestormd, op zoek naar Carlisle. Ik had hem gevonden, hem over de droom verteld en hem gezegd dat ik mijn moeder moest vinden. Hij zei dat hij mij zou kunnen helpen. Hij zei dat ik hem alleen haar naam moest geven, en toen ik dat had gedaan, was hij naar zijn studeerkamer gegaan. Hij was er al die tijd niet uitgekomen.
Wat nou als hij haar niet vind? Zou ik dan de wereld moeten afzoeken? Dat kon niet eens, aangezien de wereld ontzettend groot was. Dat zou eeuwen duren! En ik had hoogstens een paar weken, misschien dagen, als ik dacht aan hoe slecht mijn moeder eruitzag.
Ik maakte me ook al om allerlei andere dingen zorgen. Zou ze me herkennen? Domme vraag, natuurlijk zou ze me herkennen! Wie had er nog meer gekleurde ogen? Wat ik eigenlijk wou weten, was of ze echt van me hield, of dat ze mij en mijn vader wou ontsnappen. Als het tweede antwoord de goeie was, zou ik dan tegen de teleurstelling kunnen?
‘Ze zal heus nog wel om je geven,’ zei Edward zacht. Bella, die naast hem zat met Renesmee op schoot, knikte instemmend, ook al had zij mijn gedachten niet gehoord. Ik glimlachte dankbaar naar beide, ook al hielp het niet veel.
‘Ik heb haar gevonden.’
Ik schrok zo erg van Carlisle dat ik een van mijn vleugels per ongeluk Embry in zijn gezicht sloeg.
‘Sorry!’ piepte ik. Ik wreef er met mijn hand over, en Embry begon te lachen.
‘Ik ben niet van suiker,’ zei hij geruststellend. Ik lachte even opgelucht, en keek toen weer naar Carlisle.
‘Zoals ik al zei,’ ging hij verder ,’ik heb haar gevonden. Kelike Kawaki, 38 jaar oud. Ze woont nu in…’ hij gluurde even op een blaadje dat hij in zijn handen hield. ‘Seattle,’ zei hij eindelijk met een blik op mij.
Mijn mond viel bijna open. Kon het waar zijn? Was ze echt maar een uurtje hier vandaan? Had ik 5 jaar lang een uurtje verderop gewoond?
‘Ze is inderdaad ziek,’ ging Carlisle intussen verder. ‘Borstkanker, met verspreidingen naar de botten. Een maand op zijn hoogst te leven. Ze heeft ervoor gekozen om haar laatste maand thuis door te brengen.’ Hij keek afwachtend naar mij.
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik was zo dichtbij, en toch was het alsof ik op een ander continent was. Te ver. Ik moest haar naast me hebben. Ik moest haar zeggen dat ik van haar hield, ook al hield ze misschien niet van mij. Ik moest…
Toen wist ik het. Ik moest in ieder geval niet hier zitten niks doen. Ik moest gaan, haar zoeken, helpen. Al het andere zou daarna wel komen.
‘We gaan nu,’ zei ik tegen Carlisle. Ik stond verbaasd om de kracht in mijn stem. Dat had ik niet van mezelf verwacht. ‘We hebben nog een paar uur voor de zon op komt.’ Ik draaide me om naar Embry. ‘Je vind het niet erg, toch? Je kan ook hier blijven als je dat liever wil.’
‘Ik ga met jou mee.’ Hij lachte. ‘Ik wil ook helpen.’
Ik keek uit het raam, richting Seattle. Daar was mijn moeder. Vanavond zou ik haar zien. Vanavond zou ik mijn moeder terug hebben.
Reageer (3)
Je bent heel erg slim, 't kan iedereen toch overkomen .
1 decennium geledennice
1 decennium geledensnel verder
ik zag hem al staan bij je andere verhaal kan gebeuren toch
wat ben ik toch slim...XDXDXD
1 decennium geleden