#1
18 juni 2010,
Lief dagboek,
Dit is de eerste keer dat ik hier in schrijf. De eerste keer dat ik in een dagboek schrijf. Waarom? Deze dag is anders dan de andere dagen. Deze dag is een ramp. Het was de vreselijkste dag van het jaar. Dit dagboek had ik van mij moeder gekregen. Ik had ruzie met haar en dit gaf ze toen ze sorry zei. Ik vergaf het haar niet. Boos was ik nog steeds. Ik gooide het boek op de grond en liep weg. Die dag was ik niet meer terug gekomen. En daar heb ik ongelofelijk spijt van. Waarom? Ik zal het vertellen. Het was 18 juni 2009. Mijn verjaardag. Ik was die dag ervoor weggelopen en ik kwam nu weer thuis. De tafel zal vast weer gevuld zijn met snoep en cadeautjes. Toen ik de straat in liep zag ik allemaal politie voor mijn deur staan. Was het voor mij? Ik ben al vijf keer weggelopen en nog nooit is de politie hier geweest. Ik rende naar binnen. Het huis was propvol. Ik zag uit mijn ooghoek twee witte lijken liggen met witte dekens er overheen. De buurman kwam naar mij toe gelopen. ‘Het spijt me van je ouders.’ Wat bedoelde hij precies? Mijn tante stormde de kamer in en liep huilend naar mij toe. ‘Schat. Wat erg voor je en ook nog op je verjaardag. Ik zal er altijd voor je zijn. Je kunt me alles vertellen.’ Ik werd hier misselijk. Ik moest frisse lucht nemen. Het leek net of ik aan het hyperventileren was. Waarom huilde iedereen hier in de kamer. Wat was er gebeurd. Er kwamen steeds meer mensen naar me toe om iets te zeggen. Ik kon er niet meer tegen. ‘Wat is hier in de hand!’ schreeuwde ik. ‘Schat het komt goed.’ Zei mijn tante. ‘Ik weet eens niet wat hier aan de hand is. Waarom is iedereen hier aan het janken terwijl ik niet eens weet wat er aan de hand is. ‘ Iedereen keek mij aan. Het was stil. ‘Weet je het nog niet?’ Zei me tante met moeite. ‘Nee. Ik kom hier net naar binnen. Ik had gisteren ruzie met mijn moeder en liep weg. Ik ben die dag niet meer terug gekomen.’ De buurman kwam naar me toe gelopen. ‘Gisteren in de avond rond drie uur belden ze bij me aan om te vragen of ze mee wouden helpen om jou te zoeken. Ik zou bij je vriendinnen langs gaan en hun naar het bos waar je altijd naar toe gaat. Niemand wist waar je was. Het was 6 uur en je ouders waren nog steeds niet terug. Ik ging maar naar het bos. Ik zag je ouders op de grond liggen.’ Hij slikte en er kwamen tranen uit zijn ogen. ‘Een dier heeft hun aangevallen en nu zijn ze …’ Ik maakte mijn ogen groot. Wat! Dit kon niet waar zijn. Ik Keek om me heen. Bedoelde hij dood. Dat kan niet. Ze moesten nog leven. Alles werd opeens draaierig. Dit was niet waar. Ik kreeg bijna geen lucht binnen. Het was gewoon vast een nachtmerrie. Ik sloot mij ogen en kneep ik mijn arm. Ik opende mijn ogen weer en alles was nog hetzelfde. Dit was geen nachtmerrie. Dit was echt. Mijn ouders zijn dood!
Er zijn nog geen reacties.