ik zit me tijdens grieks een beetje te vervelen, en dan opeens BAM! idee! hier dus een nieuw stukje!
enjoy!

dagen werden weken, en weken werden maanden bij de cullens. Ik was gelukker dan ik ooit was geweest met mijn nieuwe familie, vrienden, en natuurlijk, mijn vriendje.
Ik was na een paar weken weggeëbt uit het nieuws, al kwam ik er soms nog op. een keer was mijn vader op de tv gekomen, om mijn ‘ontvoerders’ te smeken mij naar huis te brengen. Ik had stilletjes mee geluisterd, en een seconde naar het gezicht van mijn vader gekeken. Hij zag er echt droevig uit, met tranen in zijn ogen. Maar ik wist dat het allemaal nep was.
Het deed me niks meer. Hij was niet meer mijn vader. Nu ik eraan dacht, dat was hij nooit geweest. Hij was een monster, de duivel in eigen persoon, die toevallig bij mij in huis had gewoont. Niet meer.
Zoals ik al zei, ik was gelukkig bij de Cullens. Maar er was wel iets dat mij soms ‘s nachts wakker maakte en de tranen in mijn ogen bracht. Iedere keer was Embry, die nu bij mij op de kamer sliep, er om mij te troosten. Hij wist net zo goed als ik wat er was. Waarschijnlijk had Edward het hem verteld.
Mijn moeder. De vrouw die tien jaar lang voor mij had gezorgd, mij had getroost als ik weer eens werd gepest op school, mij dubbele porties liefde gaf omdat mijn vader niks met mij te maken wou. Ik wou weten waar ze was, hoe het met haar ging, of ze mij niet vergeten was. Ik wou dat ze me weer in haar armen zou trekken en zeggen dat ik het belangrijkste in het leven was. Maar ik zou haar nooit meer zien.
Dacht ik.
Maanden nadat ik bij de Cullens was gaan wonen, had ik een droom. Ik zag mijn moeder, in een bed. Ze zag er ziek uit. Echt ziek.
In mijn droom liep ik naar haar toe, pakte haar hand vast. Ze keek naar mij op.
‘Ik heb je nodig, Kiki,’ fluisterde ze. ‘Kom naar me toe. Ik heb je nodig.’
Voor ik kon vragen waar ze was of waarom ze me nodig had, werd ik weggetrokken.
Ik werd met een schok wakker. Ik hijgde en keek om mij heen.
‘Kiki?’ hoorde ik Embry naast mij zeggen. Hij klonk bezorgd. ‘Kiki, wat is er?’
‘Mama,’ fluisterde ik. ‘Mijn mama.’
Ik had die droom niet voor niks gedroomd. Hij was echt. Mijn moeder was ziek, en ik was de enige die haar kon helpen.
Ik moest haar helpen.
Ik draaide me om naar Embry. ‘Ik moet haar vinden.’

Reageer (2)

  • Ingeling

    super snel verder gaan!

    1 decennium geleden
  • Allysae

    nice
    snel verder
    echt super mooi geschreven

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen