Chapter twenty-five
- Aladdin
‘Jullie gaan mee!’ gilt Jadis in de ruimte en de dwerg komt ons los maken. Vermoeid kijk ik rond en zie dat Edmund nog slaapt. ‘Ed..’ zeg ik en duw hem uiteindelijk wanneer ik één hand vrij heb. De dwerg kijkt me nijdig aan en duwt me naar een andere kant waar één of ander vies beest me zit aan te kijken. ‘Heb ik iets aan van jou.’ Zeg ik boos en sla mijn armen over elkaar. ‘Normaal gezien wel.’ Zegt hij grijzend en meteen gaat er een belletje rinkelen in mijn hoofd. Ze heeft de andere al wijs gemaakt dat ik aan haar kant sta en dat ik ook mee zal vechten om de goede van Narnia te doden. Met een touw knopen ze nu mijn armen bij elkaar. Edmund mag vrij uit lopen, hij wordt wel in de gaten gehouden natuurlijk. ‘We gaan die familie van jou eens zoeken..’ begint Jadis wanneer we in een gigantische slee zijn gestapt. ‘Ik weet niet eens of je wel eerlijk tegen mij bent geweest.’ ‘Tuurlijk wel..’ zegt hij zuchtend en meteen grijpt ze hem bij zijn keel. ‘Laat hem.’ Zeg ik dreigend tegen haar, maar natuurlijk luistert ze niet en ik kan ook niks doen dan alleen maar roepen en schreeuwen. Totdat ik zie dat ze een of ander teken geeft en een persoon achter mij, die ik niet gemerkt had, mij een vieze prop in mijn mond steekt en dan nog eens een touw zodat ook mijn hoofd trekt als een gek. Edmund kijkt me pijnlijk aan en ik vind hem best wel lief zo. Hij is al beetje bij beetje van mijn haatlijst af natuurlijk. Hij doet de laatste paar dagen anders en liever tegen mij. Wat dat te betekenen heeft, dat snap ik wel niet. Maar ik zal er maar niet te veel bij nadenken en gewoon vriendelijk terug doen. ‘Niet bang zijn.’ Fluistert Edmund in mijn oor wanneer we over een bevroren zee trekken. ‘Ik zal er altijd voor je zijn.’ Zegt hij dan nog voor dat de witte heks hem dichter tegen haar trekt. ‘Laat hier mijn koets maar staan.’ Zegt ze op een raar moment. Ik zie niks voor mij dan alleen maar bevroren water. ‘Heb je alles wat ik gevraagd heb.’ Zegt ze dan achter zich. Ik hoor een luid gebrul en daarna verlaat iemand de koets. Er wordt hard geboord in het ijs en al snel ontstaat er een groot gat. Het vieze beest dat ik in het kasteel voor de eerste keer had gezien, sleurt me aan mijn benen eruit. Ik probeer wild om mij heen te slaan wat alleen maar pijn doet, omdat ik natuurlijk mijn handen niet los krijg. Warme stralen lopen al langs mijn wangen en een gil ontsnapt uit mijn mond wanneer ik zie dat hij me naar het gat aan het trekken is. Wanneer mijn voeten het koude water voelen ontsnapt er nog een gil en ze blijven maar komen. Het ijs omsluit mijn lichaam, het trekt enorm hard en kijk angstig naar Edmund die in de koets zit. Ik wil hem schreeuwen dat hij me moet redden, maar dan gaat hij er misschien ook aan. De toverstaf van Jadis staat op het ijs gericht en het ijs luistert als een dom varken. Het stopt pas als heel mijn lichaam onder het ijs zit en mijn hoofd er uit steekt. Ik weet dat ik dit niet lang kan volhouden. Ik heb nu al het gevoel dat mijn benen er afgezaagd worden, zoveel pijn doet het koude water. Ze wenkt het beest terug naar haar en na nog een gemene grijns naar mij te hebben gericht gaat ze er vandoor.
Ik heb dus nog geen school tot 16 september dus kan ik nog wel veel deeltjes er op zetten ^^
Subiet wel zumba doen, daarom nu al stukje
xoxx Jolienn
Reageer (1)
Wow gelukzak, ik moet sinds gisteren alweer naar school
1 decennium geledenMooi hoofdstuk <3