Chapter twenty
Ik zou niet weten wat ik nu moet doen. Het is al donker en een koude bries wuift langs mijn haren. Ik had het moeten weten. Dit is een land van mijn familie die niet echt geweldig is, dus wat doe ik hier. De dikke bondjas duw ik nog wat dichter tegen me aan als ik weer een bries voel. Ik zet me neer tussen een aantal struiken en al snel hoor ik van alle geluiden. Het huisje van de bevers zie ik nog net, maar terug gaan wil ik niet. Niemand accepteert me toch en zelfs mevrouw bever had al het gevoel dat er eentje te veel was. Stiekem wil ik wel horen wat ze zeggen en kruip dan toch terug stilletjes dichterbij. ‘Weten jullie niet wie Aslan is?’ hoor ik de mannelijke bever vragen. Ik zucht een beetje, niemand was me achterna gekomen daar dacht ik nu pas aan. Zelfs Peter niet. ‘Nee.’ Hoor ik ze alle vier in koor zeggen. ‘Ja eigenlijk hebben wij hem ook nog nooit gezien, maar dit is zijn wereld, heel Narnia is van hem.’Ik schrik als ik zachte voetstappen hoor. Snel ren ik naar de achterkant van het huis. Edmund komt uit het huisje van de bevers kijkt nog eens om en zet het op rennen. Raar kijk ik hem na. Ik had nog Edmund ik ben hier willen roepen, maar het is al te laat, hij is al veel te ver weg. Zou hij echt mij zoeken zijn. Hij is dan misschien toch niet zo’n slecht jongentje als ik eerst dacht. Ik ren terug naar de plaats die ik zat en probeer het gesprek terug te volgen. Ik vind het niet leuk om Edmund terug na te gaan, zo dadelijk zal hij hier wel verschijnen en lachen wanneer hij ziet dat ik hier zit. ‘Jullie kennen toch wel de voorspelling?’ hoor ik dan en deze keer reageren alleen de drie tegelijk nee. Ik hoor geen geluid meer, net alsof de bevers niet meer weten wat ze moeten zeggen. ‘Ze kennen de voorspelling niet.’ Piept mevrouw bever. ‘Zetelen Adams vlees en Adams bloed in Cair Paravel op de troon dan zal de boze tijd vergaan.’ Zegt de bever dan. ‘Je weet toch dat dat niet rijmt..’ probeert Susan slim te doen. ‘Maar snap je wat ik bedoel.’ En de bever krijgt weer dezelfde reactie. Ik hoor hem luid zuchten. Dit vindt hij blijkbaar niet leuk. ‘De voorspelling is dat twee zonen van Adam en twee dochters van Eva de oorlog en de koude, kille winter zou stoppen.’ ‘En dat zijn wij?’ begint Susan lachend en ik denk dat ze opstaat want ik hoor een stoel knarsen over de grond. ‘Je maakt een grapje, wij zijn maar gewone mensen.’ Begint Peter dan ook. ‘Ja en Edmund en ik..’ begint Lucy dan. ‘Waar is Edmund?’ vraagt Lucy dan. ‘Nee niet weer. Edmund!’ roept Susan luid. ‘Ik had het al meteen gezien dat hij ooit al in Narnia was geweest.’ Begint meneer de bever dan en opeens krijg ik het vermoeden, hij moet naar de heks zijn. ‘Hij is naar de heks!’ gil ik wanneer ik terug een stap binnen zet.
Reageer (1)
Ik vind dat in de film ook altijd zo dom van hem, dat hij naar de heks gaat(A)
1 decennium geleden