20. calling the devil
omdat ik gisteren geen hoofdstukje erop heb gezet, probeer ik vandaag twee te schrijven. weet niet of het me lukt.
hier is dus de eerste. enjoy!
Een heel aantal uren later kwamen we eindelijk thuis. We hadden ons goed vermaakt op die klif, al was het niet meer dan een beetje heel erg veel zoenen.
‘Nou, dat was me het nachtje wel,’ zei Embry toen we een paar meter van het huis afstonden. Ik bloosde diep, maar knikte wel even. Zacht uitgedrukt was het de beste avond van mijn leven geweest. Tot nu toe, dan.
Ik verwachte dat iedereen grapjes zou maken over waarom we de hele avond weg waren gebleven. Ik wist zeker dat Alice wel had gezien wat er was gebeurd. En anders had Edward nu onze gedachten gelezen en wisten ze het wel.
‘Leuke avond gehad?’ vroeg Emmett toen we binnen kwamen. Ik bloosde weer en een bulderend gelach kwam uit zijn richting. Ik zocht de anderen, die zo’n beetje verdwenen waren.
‘In de woonkamer,’ zei Emmett toen hij zag dat ik iedereen zocht. Ik trok Embry mee naar de woonkamer. Waarom zouden ze allemaal daar zitten?
In de woonkamer zaten iedereen behalve Seth, Caliana en Shanti. Ze waren allemaal geconsentreerd naar het TV scherm aan het kijken. Ik keek nieuwsgierig naar de TV.
Ze waren naar het nieuws aan het kijken. Op het scherm was een foto uitgebeeld van een meisje met een zonnebril op. ‘Dit meisje is al een paar dagen vermist…’ zei de presentator.
Toen pas keek ik wat beter. Dat kind was ik!
‘Je bent al de hele ochtend op het nieuws,’ zei Edward. ‘Waarschijnlijk ben je ontvoerd, want je had het altijd goed thuis. Goeie band met je vader en zo.’ Zijn stem bevatte een lach, maar ook een klein beetje woede.
Embry’s stem hield veel meer woede. ‘Ik wil hem zo graag de nek omdraaien.’
Mijn hart begon heel hard te bonken. ‘Misschien is hij gewoon heel erg bezorgd om me. Ik ben al een paar dagen niet thuis geweest. Misschien moet ik even bellen, om te zeggen dat alles goed gaat.’
Ik wist niet waarom ik dat zei. Ik wist dat ie me gewoon thuis wilde hebben om me eens goed in elkaar te slaan. Maar er was ook een klein deel van me dat dacht dat hij misschien, heel misschien, echt van me hield en heel erg bezorgd om me was. Ik was tenslotte wel zijn dochter.
‘Mag ik een telefoon?’
Alice verdween even. Ze kwam terug met een mobiele telefoon.
Ik liep de gang in, en Embry volgde me. Dat vond ik goed. Ik had hem nodig.
Ik toetste het nummer van mijn huis in en drukte snel op het belknopje voor ik de moed verloor. De telefoon ging een paar keer over, en toen nam mijn vader op.
‘Hallo?’
Reageer (2)
o.0 snel verder !
1 decennium geledennice
1 decennium geledensnel verder