45. Just peace and quiet
Ik lig in het gras, de zon schijnt zachtjes door de bomen heen en langzaam voel ik me weer rustig worden. De hele dag al heb ik het idee dat mijn zintuigen doldraaien en ik word er helemaal gek van. Gelukkig is hier geen mens in de buurt en eindelijk heb ik weer het gevoel dat ik kan ademhalen.
Langzaam sluit ik mijn ogen. Ik haal diep adem en laat de frisse lucht mijn neus instromen.
Het voelt weer even alsof ik normaal ben, menselijk. Ik ruik geen bloed, alleen de zoete geur van de bloesem die aan de bladeren hangt.
Ik voel hoe de zon tevergeefs een poging doet mijn koude huid op te warmen. Langzaam doezel ik weg, tot ik ineens opschrik van geritsel. Ik doe mijn ogen open en zie dat er iemand boven me hangt. Ik kijk recht in Damons prachtige ijsblauwe ogen en er verschijnt een lichte glimlach op mijn gezicht.
‘Hoi.’ Mijn stem klinkt kalm en zacht.
Damon gaat naast me liggen en kijkt met me mee naar de strakblauwe lucht. Hij zegt niets maar dat is ook niet nodig. Ik weet wat zou willen zeggen, dat hij het begrijpt zoals niemand anders. Maar dat zegt hij nu niet, omdat hij niet wil dat het klinkt al “ik zei het toch?”.
‘Je had gelijk.’ Zeg ik, terwijl ik nog steeds naar de lucht staar.
Damon draait op zijn zij. ‘Ik zou willen dat ik geen gelijk had, maar ik weet hoe moeilijk het is.’ Hij geeft een kusje op mijn schouder.
‘Ik wilde het zo graag. Voor hen.’
‘Wees niet te hard voor jezelf. Het lukt je wel, maar het heeft tijd nodig. En er zullen nog vaak genoeg momenten zijn waar je de fout in gaat.’ Zijn stem klinkt rustig, het maakt dat het klinkt alsof het allemaal nog niet zo erg is. ‘En dat geeft ook niet.’ Zegt hij met een glimlach, alsof hij mijn gedachten kan lezen.
‘Niet?’
‘Nee, want er zijn hier genoeg mensen die om je geven, wat je ook zal doen. En trouwens, zo lang ik er ben, hoef jij je nog helemaal niet bij hen aan te sluiten. Je blijft leven tot minimaal de dag dat ik overlijd.’ Zegt hij met een lichte grijns.
Met een glimlach kijk ik weer naar de lucht. Het is weer stil, maar het voelt juist fijn. Er is altijd iets met deze plek geweest hier. Ook toen ik nog een mens was. Je kon gewoon alles vergeten.
‘Waar denk je aan?’ Vraagt Damon zachtjes.
‘Niets en het voelt geweldig.’
Hij glimlacht en geeft een kus op mijn voorhoofd. Ik sluit mijn ogen en langzaam val ik in slaap.
Ik loop door het bos op zoek naar iets te eten. Ik ga even tegen een boom zitten en wacht stil. De meeste dieren komen pas tevoorschijn zodra ze denken dat er niemand in de buurt is. Maar al snel let ik niet meer op de dieren en ben ik verzonken in mijn eigen gedachtes. Een kleine kuch haalt me uit mijn mijmeringen en met een vragende blik kijk ik op.
Toen hij zijn ogen opsloeg, hield ik even mijn adem in en liet vervolgens de lucht zacht tussen mijn tanden ontsnappen. Echt heel groot was hij niet, misschien iets groter dan mij, zijn zwarte haar hangt zijlings over zijn ogen en is helemaal zwart. Maar het waren vooral zijn ogen die mijn aandacht trokken, groene mysterieuze ogen die duidelijk al meer leed hadden gezien dan ik zou verwachten. De jongen kwam me vaag bekend voor.
´Wie ben jij?’ Vraag ik.
‘Há! Perfect, je herkent me niet eens meer.’ Zijn stem klinkt spottend.
‘Wie ben jij?’ Herhaal ik, dringender deze keer.
‘Dat doet er niet toe.’ In de verte klinkt geritsel. Hij draait zijn hoofd en kijk over zijn schouder. Dan kijkt hij weer terug naar mij. Nu hij zijn haar met een draai van zijn hoofd opzij zwierde waren allebei zijn ogen duidelijk zichtbaar. Mijn god, die ogen! Ineens weet ik het weer.
‘Hoor jij niet dood te zijn?’ Ik probeer mijn stem onder controle te houden, ik probeer mijn verbazing niet te laten zien.
‘Is het niet grappig dat iedere keer dat jij dat denkt diegene nog blijkt te leven, zoals Bridget?’
Mijn ogen worden groot. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je een vampier bent.’
Zijn gezichtsuitdrukking wordt grimmig. ‘Ga me nou niet beledigen.’ Zijn groene ogen kijken priemend in de mijne.
‘Wat wil je van me?’
‘Mijn leven terug, om te beginnen. En verder, dat word allemaal nog wel duidelijk. Geloof me.’ Hij draait zich om en zijn haar zwiept weer mee. Dan begint alles te vervagen. De realiteit vermengt zich met mijn droom en langzaam voel ik weel de zon op mijn bleke huid.
Er zijn nog geen reacties.