41. To hell and back
Damon pov.
Alice ligt op de grond met een staak in haar hart. ‘Het is te laat.’ Ik laat mijn hoofd hangen. Katherine staat achter me en kijkt me grijnzend aan.
‘Nu kunnen we eindelijk samen zijn, babe. Met haar er tussen zou het niet werken, maar nu is zij geen probleem meer.’
Ik zet een stap dichterbij en pak haar vast. Ze glimlacht voldaan. ‘Ik ga nu iets doen, wat ik al veel eerder had moeten doen.’
Haar glimlach wordt nog groter en ze sluit haar ogen. Mijn gezicht verandert en met alle kracht die ik in me hem steek ik de staak in haar hart. Geschrokken opent ze haar ogen.
‘Vanbinnen was je toch al dood.’ Sis ik.
Stefan komt aangerent en ik laat Katherine vallen. Dan kniel ik bij Alice neer. Ik kijk Stefan aan. ‘Het is te laat, ze is weg.’
Even denk ik dat ik haar lippen zie bewegen. Het lijkt of zijn mijn naam zei. ‘Ik hou van je.’ Hoor ik nog zacht. Ik neem haar in mijn armen.
Achter me hoor ik voetstappen. Ik kijk niet eens op. Het kan me niet meer schelen, niets kan me meer schelen. Ze was alles voor me. Ze heft me veranderd, meer dan ze zelf wist.
Voor zij weer terug was in mijn leven was ik een klootzak. Ik was arrogant, gevoelloos en manipulatief, maar dat alles was slechts een masker. Een masker wat zij bij me afzette. En nu is ze weg.
Iemand legt een hand op mijn schouder. Ik kijk achterom en zie dat het Bonnie is.
‘Het is nog niet te laat. Misschien niet.’
Ze trekt de staak uit Alice hart en pakt een takje vervaine uit haar jaszak en steekt deze aan. Met een heldere vlam verbrandt het takje langzaam. Bonnie schudt de as op de wond, terwijl ze een Latijnse spreuk opdreunt. De wond wordt kleiner en het lijkt of deze door de as van de vervaine dichtschroeit. Waar eerst de wond zat, zit nu alleen nog een groot litteken.
Maar er gebeurt niets. Ik kijk Bonnie vragend aan.
‘Waarom gebeurt er niets?’
‘Het is niet zeker of het zal werken, alleen tijd kan dat vertellen. We zullen moeten wachten.’
Ik trek Alice nog wat dichter tegen me aan. ‘Het komt goed, Alice. Blijf bij me.’ Fluister ik in haar oor. Ik heb geen idee of ze me kan horen, maar ik moet het proberen.
‘Damon dat heeft geen zin. Als ze de poort al door is, kan niets haar meer redden.’
Alice pov.
Ik sta vlak voor de poort en er is geen weg terug. Plotseling begint het te sneeuwen, maar de sneeuw is niet wit. Het is zwart. Ik laat een vlok op mijn hand dwarrelen. Het is as. Dan kijk ik weer voor me. Ik zie alleen de poort. Ik zie niet wat er achter zit, maar als ik dat zou weten zou ik hier volgens mij voor altijd blijven staan.
De poorten zwaaien open en een man in een lange zwarte cape staat voor me. Ik kan zijn gezicht niet zien.
‘Het is tijd.’ Zegt hij op lage toon. Hij steekt zijn hand uit. Langzaam loop ik naar hem toe. Met elke stap die ik zet voel ik me verzwakken. Straks is het allemaal voorbij. Straks is het allemaal voorbij, blijf ik in mezelf zeggen. Nog een paar stappen en dan ben ik door de poort heen.
‘Alice, blijf bij me.’ Het klinkt als een echo over de eindeloze ruimte waar ik in sta. Toch weet ik precies wie het is. Met een ruk sta ik stil. Ik kijk om, maar zie niemand. Het is ook onmogelijk.
‘Er is geen weg terug.’ Zegt de man. Ik schud mijn hoofd.
Ik zet nog een stap in zijn richting. Dan bedenk ik me. Ik draai me om en ren de andere kant op, zo snel als ik kan. De zwarte as valt nog steeds uit de lucht. Ik ren verder en verder en zie tot mijn verbazing de poort kleiner worden. De sterke geur van vervaine dringt mijn neus binnen en de lucht voelt benauwd aan. Ik glimlach en ren verder. De bliksem slaat vlak naast me in de grond en ik knijp mijn ogen geschrokken dicht.
Voorzichtig doe ik mijn ogen weer open. Het beeld is eerst wazig maar wordt dan scherp.
‘Damon?’ Zeg ik moeizaam. Ik voel me zwak en de plek bij mij hart doet pijn.
‘Alice!’ Hij pakt me stevig vast.
‘Auw, auw, Damon je wurgt me.’ Mijn hele lichaam voelt broos.
‘Oh, sorry.’ Langzaam ga ik overeind zitten. Ik heb het gevoel dat ik een enorme kater heb, maar ik leef. Hoe is dat mogelijk?
‘Hoe…?’ Verder kom ik niet. Ik heb er gewoon de kracht niet voor.
‘Je moet rusten.’ Zegt Bonnie niet alleen. ‘Er was vervaine nodig om je te redden, dus dat zit nu in je. Daarom voel je je zo zwak. Je moet rusten en eten.’
Ik denk terug aan wat mijn ouders zeiden. Ik knik.
‘Goed, zolang het maar geen mensenbloed is.’
Damon kijkt me verbaasd aan en wil wat zeggen. ‘Damon, ik wil dit. Vertrouw me.’ Zeg ik voor hij de kans krijgt.
‘Ik ga Elena thuis brengen en dan ga ik wel wat halen. Ik zie jullie thuis.’ Zegt Stefan voor hij wegloopt.
Damon tilt me op en ik sluit mijn ogen. Ik heb een tweede kans gekregen en die ga ik goed gebruiken.
Er zijn nog geen reacties.