28. Here I stand, Helpless and left for dead
~Ondertussen~
Bridget pov.
Voorzichtig ga ik overeind zitten. Mijn hoofd bonkt. Ik kan amper geloven wat er zojuist is gebeurd. Even hoop ik dat ik het allemaal heb gedroomd, of dat ik door het verlies van Chris ben gaan hallucineren. Maar dan voel ik aan mijn nek, en weet ik dat het allemaal echt was. Ik voel me zwak, maar heb nog wel de kracht om terug naar mijn auto te lopen. Uitgeput plof ik neer op de stoel.
Ik leun naar achter. Ik was zo verdrietig toen Chris het uitmaakte. Hij was mijn leven. Toen hij onze relatie verbrak, wilde ik mijn leven ook het liefst verbreken. Daarom ging ik naar het bos. Iedereen zou denken dat ik was aangevallen door een wild beest ofzo. Maar toen dan meisje me beet, zag ik mijn hele leven in een flits voorbij gaan. Ik voelde me langzaam wegglijden. Ik dacht dat het eindelijk voor bij was, Maar nu zit ik hier nog steeds. Levend.
Dan denk ik aan de brief die ik heb achtergelaten voor mijn ouders. Dat ik wegloop, dat ze me niet moeten zoeken of moeten bellen. Ik kan niet meer terug. Zelfs als ik zou gaan zou mijn vader mij niet meer binnenlaten.
Ik stap weer uit de auto en loop een eind over het bospaadje. Dan voel ik de grond onder me vandaan zakken. Ik val een paar meter naar beneden en land dan, niet bepaald zacht, op een stenen vloer.
‘Wat is dit voor bos?’ mompel ik in mezelf. Ik sta op en kijk eens om me heen. Het is een soort kerker. Aan de overkant van de kamer is er een grote stenen deur met een omgekeerde steen erop. Ik draai me om en zie een trap. Op het moment dat ik er naar toe wil lopen valt er achter mij nog een stuk plafond naar beneden. Het veroorzaakt een enorme stofwolk. Ik hoest. Snel weg hier. En ik loop op hoog tempo naar de uitgang.
Dan hoor ik achter de stenen deur een geluid.
‘Hallo? Is daar iemand?’
‘Help!’ Hoor ik achter de deur. Snel loop ik ernaar toe en met veel moeite open ik de deur. Er ligt een meisje met bruin krullend haar. Er zitten grote bloedvlekken op haar witte shirtje. Ik kijk haar geschrokken aan en help haar overeind.
‘Wie heeft dit je aangedaan?’ vraag ik.
‘Waarschijnlijk dezelfde persoon die jou dat heeft aangedaan.’ Ze wijst naar de wond in mijn nek. Die was ik bijna vergeten door alle stress.
‘Hoe heet je?’ Vraag ik dan.
‘Katherine.’
‘Oké, Katherine. Ik ben niet helemaal zeker wat me net overkomen is. Je mag me best voor gek verklaren maar ik denk dat ik zojuist ben aangevallen door een vampier.’ Ik kijk haar ernstig aan.
Ik weet bijna zeker dat ze zal zeggen dat ik gek ben, dat ik naar het ziekenhuis moet, of in ieder geval naar een psychiater, maar dat doet ze niet. Ze knikt.
‘Dat denk ik ook.’ Dan kijkt ze me vreemd aan. ‘Heb je nog wat bloed over?’
Ik glimlach. ‘Ja, gelukkig wel, anders stond ik hier niet.’
‘Mooi.’ Zegt ze duister. Ik schrik van haar plotselinge stemmingswisseling. Ze loopt naar me toe en bijt me in me nek. Het laatste restje kracht voel ik uit me stromen en ik weet bijna zeker dat dit het einde is. Maar dan stopt ze. Ze zucht opgelucht.
‘Sorry hoor, dat had ik even nodig.’ Zegt ze bijna vriendelijk. ‘En nu zal ik jou even opknappen.’ Ze gaat recht voor me staan. Ik kijk angstig in haar ogen, iets wat ik nooit had moeten doen. Haar pupillen veranderen van groot naar klein. ‘Je herinnert je alles, maar je bent niet bang. Je zult het nooit aan iemand vertellen. Ik houd je in de gaten.’
Ineens is ze weg.
Er zijn nog geen reacties.