Hoofdstuk 3

4 maart 2011, stukje 2

Ik liep met een big smile door het huis, 'Even mijn jas zoeken.' mompelde ik tegen Hank, mijn goudvis die een tegen het glas aandrukte. 'Ja je krijgt eten.' mopperde ik en deed het potje over de kop in de kom zodat alles eruit viel. Ik pakte een nieuw potje uit mijn kast en zette het naast de kom neer. 'Dag Hank.' en ik drukte een kusje tegen de kom en liep naar de hal. Ik pakte mijn bloemetjes jas en deed de knopen dicht. Ik pakte mijn rode hoed en zette hem op mijn hoofd. Mijn wandelstok! Snel pakte ik mijn wandelstok uit de hoek vandaan en liep naar buiten. 'Hallo, Annie.' mompelde buurman, de klöötzak. 'Jaja.' mompelde ik en liep naar de weg. In gedachten verzonken liep ik met mijn big smile over de weg. Toen hoorde ik luid getoeter en een stevige klap tegen mijn heup. 'Waah!' riep ik tussen mijn tanden door en keek naast me. Een auto had me geraakt. Blijf lachen, Annie blijf lachen! Ik zette een pijnlijke glimlach op terwijl ik meegevoerd werd naar het ziekenhuis.