Chapter 2.2 || This is life
Ik houd echt van jullie! Ik werd gister zo blij van al jullie leuk, lieve en mooie reactie's! Dat is echt geweldig om te lezen. Ik had meteen weer zin om te schrijven! Daarom hier voor jullie een deeltje. Enjoy reading <3
-Harry Styles
Leuk zeg, nu sta ik hier. Alleen. In een deel van London dat ik niet ken. In de steek gelaten door een meid. Eerst me redden en daarna gewoon laten staan, alsof ik een stuk speelgoed ben. Boos schop ik tegen een steentje aan, die tegen een vuilnisbak aan ketst. Een oorverdovend lawaai volgt daarop. Oeps, dat was nu ook weer niet de bedoeling.
Ik probeer me te herinneren waar ik vandaan ben gekomen, maar m'n geheugen laat me ook al in de steek.
"Fijn," mompel ik tegen mezelf. Zuchtend loop ik het steegje uit en neem daarna de omgeving in me op. Ik bevind me in een niet al te nette wijk. De straatstenen en stoeptegels liggen schots en scheef en de huizen die het straatbeeld vormen zijn voornamelijk grote, sobere pakhuizen. Er zit geen geur of smaak aan. Dit maakt mijn humeur er niet beter op en na een snelle 'iene miene mutte' besluit ik rechtsaf te slaan. Na tien minuten lopen ben ik nog steeds niemand tegen gekomen, wat raar is, want normaal ziet London zwart van de mensen. Maar hier is het gewoon uitgestorven.
Een paar meter voor me klapt opeens een voordeur open en rent een blauw kind de straat op.
"Jasper, kom nu terug," wordt er gegild.
Aan de grond genageld aanschouw ik het. Ik had leven verwacht, maar dit? Je ziet niet elke dag mutanten op straat.
Een hele lange arm komt naar buiten en grijpt het kind vast. Het kind begint te spartelen, maar de arm is te sterk en trekt hem snel naar binnen, waarna de voordeur dichtklapt. En weer ben ik de enige op straat. Ik blijf nog een beetje dommig voor me uit staren; verwerken van wat ik net gezien heb. Ik ben dus niet de enige mutant hier.
In mijn ooghoek zie ik iets rood voorbij flitsen, maar zo snel dat ik er geen aandacht aan besteed.
"Wat doe je nog op straat? Ze komen eraan, idioot! Snel naar binnen," hoor ik ineens achter me.
Ik maak een sprongetje van schrik en draai me vliegensvlug om. Daar staat een meisje met vuurrode haren en grijze ogen me vragend aan te kijken.
"Wat?" vraag ik stuntelig.
"De anti-mutanten korps, idioot," zucht ze ongeduldig.
"De anti-wat?" vraag ik, het scheldwoord negerend.
Maar een antwoord komt er niet, want voordat ik mijn zin af kan maken is het meisje alweer verdwenen.
Dat is al de tweede keer vandaag dat meisjes me verlaten, je hebt vandaag echt je dag niet Styles, denk ik bij mezelf.
Harde stemmen doen me opkijken en aan het einde van de straat is een groepje mannen in groene uniformen verschenen. Daar had ze het dus over.
"Daar heb je er een," roept een van de mannen op mij wijzend.
Ze beginnen op me af te rennen en ik bedenk het me geen tweede keer en begin ook te rennen. Het ziet er niet naar uit dat ze gezellig thee met me willen drinken.
Ik ren hetzelfde steegje weer in, als ik vanmiddag ben uitgekomen. Ik ren het steegje door en sla zonder er bij na te denken linksaf. De stemmen van de mannen klinken steeds dichterbij, wat betekend dat ik ze eens hoog nodig moet afschudden.
Ik weet niet hoeveel straten en steegjes ik in en uit ben gerend, maar voor mijn gevoel zijn het er duizenden geweest. Pijn scheuten schieten door mijn borst en nu pas voel ik het branderige gevoel in mijn luchtpijp pas echt, wanneer ik sta uit te hijgen in een steegje. Mijn conditie is nooit heel goed geweest.
Het vele rennen heeft niet mogen baten, want de stemmen klinken alleen nog maar dichterbij. Langzaam sluit ik mijn ogen. Het lukt me niet meer om te rennen, te vluchten. Stil blijf ik staan, het zal niet lang meer duren voordat het anti-mutanten korps me te pakken heeft. Het schiet me nu ook te binnen dat ik al eens van ze gehoord heb. Het anti-mutanten korps is een aantal jaren geleden opgericht, toen de angst voor mutanten begon te groeien. Het is een speciale eenheid onder de politie, de mannen van het korps voelen zich helemaal geweldig en kennen geen grenzen. Ik heb verhalen gehoord over de praktijken die ze uitvoeren. Ik kan je één ding vertellen, geen één mutant brengt het er levend vanaf.
Zou dit dan het einde voor mij zijn? Ik heb me altijd al afgevraagd hoe de dood zou zijn. Zou het zacht voelen, als een opluchting? Of zou je alleen maar pijn voelen?
Ik knijp mijn ogen harder dicht, wanneer er twee sterke handen zich om mijn arm sluiten. Daarop volgend wordt er eens hard aan mijn arm getrokken. Ik struikel over mijn eigen benen, maar weet me nog net staande te houden. Dit is van korte duur, want ik blijf met mijn voet ergens achter haken en ik land op iets zachts. Hierna volgt een knal en dan is het stil.
Is dit nou de dood? Ik had toch enigszins pijn verwacht, maar dit? Ik voelde werkelijk waar helemaal niets.
"Wat mompel je nou allemaal, jongen? Je bent niet dood," hoor ik een krakende stem zeggen.
"Ik ben niet dood?" mompel ik meer tegen mezelf dan iemand anders.
"Nee, je bent niet dood. Waar haal je het toch vandaan?" dit keer is het een heldere, hoge stem die ik hoor. "Sta op, we hebben weinig tijd. Ze komen eraan."
Ik word aan mijn arm omhoog getild en nu pas open ik mijn ogen. Ik sta in een halletje waar het schemerdonker is. Het enige licht is afkomstig van de kieren in de deur. Verder kan ik twee schimmen onderscheiden. Beide zijn ze niet heel groot en het zijn overduidelijk vrouwen, dat hoorde ik maar al te goed aan de stemmen.
Fel licht komt me tegemoet, wanneer er een luik geopend word. Ik knijp mijn ogen samen om te kunnen zien waar ik loop. Voorzichtig loop ik het trapje af en ik kom terecht in een gezellig kamertje. Het is niet erg groot, maar groot genoeg om er te kunnen leven. In de hoek staat een twee-persoons bed, een tafel in het midden en twee kleine gaspitjes op de grond. Met een klap wordt het luik dicht gesmeten en hij wordt snel op slot gedaan.
Aan tafel zit een meisje van een jaar of tien, gok ik. Van haar kwam hoogst waarschijnlijk de hoge stem. Twijfelend ga ik naast haar zitten en bekijk de andere vrouw, hier gaat het om een oudere vrouw. Te oud om de moeder van het kind te zijn, dus het zal haar oma zijn. Ze hebben dezelfde blauwe ogen.
"Ik ben Lillian," zegt de oude vrouw, terwijl ze haar hand uitsteekt, "en dat is Flo, mijn kleindochter."
Ik neem haar hand aan en schud hem, "Harry Styles," knik ik vriendelijk. "Mag ik u wat vragen, mevrouw?"
Vriendelijk lacht ze naar me, "noem me alsjeblieft Lillian. En natuurlijk mag je iets vragen."
"Waar ben ik?" vraag ik nieuwsgierig.
Bedenkelijk staart ze me aan en een paar seconde blijft het stil. Misschien was dit niet meteen de goede vraag, maar ik heb het recht om het te weten. Lillian besluit om mij toch een antwoord te geven, maar dit antwoord had ik nooit verwacht. "Mijn jongen, je bevind je midden in het verzet."
Reageer (9)
oh en dan nog iets... want mijn vorige hoofdstuk heb ik nog voor het lezen geplaatst...
1 decennium geledenDIT VERHAAL IS GEWELDIG!!!!!!!!
OMG DIE FACKING LEKKERE FOTO JONGEEEEE(H)
1 decennium geledengeeezus ik smelt van zijn perfecte gezicht en die vet sexy krullen!!!! nom nom nom
YAY! VOOR HET VERZET <33
1 decennium geledenYeah, het verzet. Go kick some anti-mutantenkorps asses, Styles! ^.^ Dat is als hij zich bij hen voegt, natuurlijk. Wat (alweer natuurlijk) gaat gebeuren x)
1 decennium geledenGhehehe, ik vind het echt leuk hoe je schrijft en ik moet vaak lachen om de subtiele humor die af en toe te lezen is ^.^