Marian

Struikelend over mijn gewaad rende ik door de lange gangen van Zweinstein. Ik moest snel zijn want door mijn gesprek met Perkamentus, wat alles behalve tegen viel, had ik nog maar een halfuur om professor Anderling te spreken. Daarna was het tussenuur afgelopen!
Ik had nog geen flauw idee hoe ik van plan was haar te benaderen met mijn toch wel confronterende vraag. Zou ze schrikken? Boos worden? Huilen? Ik hoopte vooral niet het laatste, ik was namelijk erg slecht met huilende mensen en dan vooral volwassenen.
Nerveus stond ik voor Mina’s kamer, nog één keer flink ademhalen. Drie keer moest ik kloppen tot professor Anderling snauwde: “De deur is open!” Haar kamer was mooier dan ik verwachtte. Aan de muur hingen portretten van waarschijnlijk familieleden met dezelfde strenge uitstraling en in de hoek stond een zacht fluwelen sofa.
Je kon aan Mina’s gezicht zien dat ze mijn komst niet begreep. Vragend gebaarde ze dat ik het moest uitleggen. Ik probeerde serieus te kijken, wat moeilijk was omdat ik doodsbang was voor wat er komen ging. In mevrouw Anderling’s ogen zag je plots ook een sprankje angst en je hoorde haar als het ware denken: nee, ze zou het toch niet weten. Langzaam knikte ik en ze stortte in.
“Je hebt het van je vader?” snikte ze. “Ja” fluisterde ik bijna. Wat moest ik nou doen? Haar troosten? Ja, laat ik dat maar doen. Behoedzaam liep ik naar de heks waar normaal iedereen tegen op keek, nu was er niets meer van die stoere uitstraling over. Ik slikte en ging op mijn knieën voor haar zitten. “Mevrouw, ik zal u niet veroordelen. Ik begrijp dat u niet uzelf was toen u… die Dreuzel vermoordde. Ik wil alleen maar weten wie hij of zij was.”
“Kerst..Cu..eek” snikte ze, haar lichaam begon steeds harder te schokken. “Sorry?” Hoe goed ik ook mijn best deed, ik kon haar niet verstaan. Een beetje ongemakkelijk sloeg ik een arm om haar heen en begon een slaapliedje te fluiten. Mijn vader floot dat altijd voor mij wanneer ik verdrietig of overstuur was. Het schokken werd minder en na een diepe zucht bracht ze uit: “Kerstena Cupcake” “Kende u haar?” hakkelde ik. “Ja, nou, nee, slecht”zei mevrouw Anderling met gebroken stem “Wat ik van haar weet is dit:”

Kerstena Cupcake woonde in het Dreuzeldorpje Maggieville, gelegen tien kilometer naast Zweinsveld. Op een dag gingen we, uiteraard met vermomming, op excursie naar Maggieville voor het vak Dreuzelkunde. Daar moesten we die dag lang een Dreuzelgezin volgen en bestuderen. Later zouden we dan een verslag erover moeten inleveren. Ik werd samen met Perkamentus ingedeeld om een werkstuk over de familie Cupcake te schrijven. In dat jaar was ik erg overspannen door de hoge verwachtingen van mijn ouders maar toch vooral die van Albus. Ik was nu dus ook extra gebrand om me te bewijzen tegenover hem. De ochtend liep voorspoedig en we begonnen er zowaar lol in te krijgen tot na de lunch… Albus was een paar vrienden tegengekomen en hij schepte in hun aanwezigheid, zoals jongens doen op de middelbare , tegen mij op. Als hij het daarbij had gelaten dan was er niks gebeurd. Maar op een gegeven moment ging hij te ver. Hij had het over het slechte halfbloedbloed van mijn familie, wat niet waar was, mijn familie is raszuiver! Ik werd kwader en kwader en de opmerking “Ze is hier dus als het ware thuis, dat Modderbloedje” was de druppel. En ik schreeuwde: “Nou, zou een Dreuzelliefhebber dit doen?!” Toen kwam er de bekende groene straal uit mijn toverstok en Kerstena zakte levenloos op de grond. Albus en zijn vrienden waren sprakeloos en geschrokken. De vrienden vluchtten maar hij bleef bij mij en fluisterde: “Zo, heb ik het nooit bedoeld, het is allemaal mijn schuld. Mijn schuld! En geloof me als ik zeg dat dit voor altijd ons geheim zal blijven” Hij draaide zich om en sloot zich bij zijn vrienden aan. Ik bleef alleen achter met Kerstena, haar man en kinderen waren net daarvoor naar wat Dreuzels een “supermarkt” noemen, vertrokken. Ik kon haar hier niet zo laten liggen en heb haar meegenomen en onder een valse naam begraven. Haar man en kinderen zijn nooit achter de reden van de mysterieuze verdwijning gekomen.

"Tot nu!" riep ik uit "U gaat die arme mensen toch niet voor eeuwig in twijfel laten leven?" "Wat moest ik dan doen?" snikte ze opnieuw. De bel snerpte luidruchtig door de gangen en maakte bruut een einde aan ons gesprek. Vragend keek Minerva mij aan. "Ik zal op zoek gaan naar de familie Cupcake en ze uitleggen wat er gebeurd is maar geen zorgen dit blijft ons geheim!"

Reageer (1)

  • xSinaasappel

    Deze story verdient echt meer lezers ;o
    Hij is heel goed ik heb hem in een keer uitgelezen !
    Snel verder ik neem abo !! Xx(K)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen